zaterdag 26 december 2015

Eindejaarslijstje 2015


Albums (alfabetisch)

Chastity Belt – 'Time to go home'
CHILDBIRTH – 'Women's rights'
Shana Cleveland & The Sandcastles – 'Oh man, cover the ground'
La Luz – 'Weirdo shrine'
Mansfield.TYA – 'Corpo inferno'
Protomartyr – 'The agent intellect'
Sleater-Kinney – 'No cities to love'
Slow Bear – 'Pale morning fades'
Will Sprott – 'Vortex numbers'
together PANGEA – 'The phage'
Warm Soda – 'Symbolic dream'

Songs (die niet op bovengenoemde albums staan)

The Banquet Years – 'Only girl'
BOYTOY – 'Postal'
Bully – 'Trying'
Le Butcherettes – 'Lonely & drunk'
The Coathangers – 'Watch your back'
Kim Gordon & J Mascis – 'Slow boy'
Mark Lanegan – 'Two horses'
Matthew Melton – 'Too many hearts lack lovers'
Pleasers – 'Reject teen'
Protomartyr – 'Blues festival'
Scully – 'Don't want that'
Smashing Pumpkins – 'Drum & fife'


Optredens

together PANGEA, Madame Moustache (Brussel), 24.02
Slow Bear, Café Café (Hasselt), 14.03
Sleater-Kinney, Trix (Antwerpen), 21.03
Mudhoney, Roots & Roses (Lessines), 01.05
Mansfield.TYA, Botanique (Brussel), 14.05
Warm Soda, Madame Moustache (Brussel), 27.05
Mark Lanegan Band, Bruis (Maastricht), 06.09
La Luz, Leffingeleuren (Leffinge), 19.09
Protomartyr, Botanique (Brussel), 09.11
Le Butcherettes, Magasin 4 (Brussel), 19.11

Vooruitzichten

Nieuw materiaal van onder andere The Julie Ruin, Tacocat, Mozes and The Firstborn, Trapper Schoepp, Thao And The Get Down Stay Down, Bleached en Scott Yoder.
Alvast aangekondigde optredens van Trapper Schoepp (De Zwerver), Mozes and The Firstborn & together PANGEA (Madame Moustache, Het Bos), Protomartyr (Het Bos) en Mansfield.TYA (ntb).

donderdag 3 december 2015

Slow Bear – 'Pale morning fades': compromisloos, rauw & meeslepend

Met sterke invloeden uit delta blues, grunge en lofi-rock brengt Slow Bear op zijn intrigerende debuutlangspeler een aantal van de puurste en eerlijkste genres uit de muziekgeschiedenis bij elkaar. De in het oog springende, compromisloze, rauwe en tegelijkertijd toch gevarieerde en rijkelijk gestoffeerde productie sluit perfect aan bij het hele opzet dat ongekunsteldheid centraal plaatst.


Lijkt door het verhalende gebruik van de mondharmonica op het eerste gehoor een akoestische Neil Young nooit ver weg, merk je bij nadere beluistering dat de flink uitgediepte arrangementen bij momenten ook sterke herinneringen oproepen aan Gainsbourgs werk bij France Gall op pakweg 'Attends ou va t'en'. In dezelfde lijn kan je stellen dat de dikwijls zwaarbeladen, meeslepende strofes even vaak culmineren in een hypnotizerend drammende uitbarsting ('Waitress') als in een relatief lichtvoetig, folkpoppy refrein ('Something bad happens').

De solo-artiest maakt gebruik van een suggestieve, krachtige, multi-interpreteerbare poëzie en verlaat daarmee overtuigend de geijkte paden van al te traditionele lyrics. Waar we ergens over halverwege onbetwistbaar een authentieke murderballad herkennen, laten bespiegelingen aangaande het aantrekken van een serveersteroutfit om diep borrelende animale driften te beteugelen, en op café gaan met de outcasts van de maatschappij dan weer heel wat aan de verbeelding over.

Verder rest ons nog te wijzen op de beschikbaar gebleven ruimte die ingevuld wordt door een uitgebreid arsenaal psychedelica. Neemt dit de ene keer de vorm aan van naar John Frusciante verwijzende, jeukende gitaarpriegels (opener 'Pale bird blues') duiken evengoed door sinistere toetsen ondersteunde, donderende, distorted gitaarjams ('Holding a dwarf') op.

Door zijn avontuurlijke, gewaagde en onverbloemde karakter benodigt 'Pale morning fades' eventueel wat acclimatisatietijd. Een plaatje als dit krijg je namelijk niet als vanzelfsprekend dagdagelijks op je bord. Daarenboven bewijst Slow Bear dat haast beklemmende sfeerschepping en geïnspireerde songschrijverij elkaar niet per definitie in de weg hoeven te staan.

Slow Bear live aan het werk zien kan binnenkort onder meer in Café Libertad (Leuven, 06.12).

Scott Yoder – 'The trespasser': eerlijk folkplaatje

Meer nog dan op 'Sisters under the mink' grijpt Scott Yoder op zijn tweede dit jaar verschenen, vier nummers tellende solo-ep terug naar de jaren 60-folkrevival. Afgezien van Sophia Watsons ijle backings op het uiterst toegankelijke openings- en titelnummer en de subtiel begeleidende toetsen van Stefan Rubicz op 'Day for night', is 'The trespasser' letterlijk een eenmanswerkstuk dat terug valt op de meest pure en bijgevolg dikwijls ook meest krachtige songuitvoeringsvorm met enkel 12-string en stem.


Boven het van een licht psychedelische toets voorziene gitaarspel, legt Yoder zijn vocalen breekbaar en gevoelig neer. Terwijl het gros van de ep hierdoor baadt in een haast ruraal laatavondlijke sfeer, komt afsluiter 'Let no man steal your thyme' met zijn protestsongallures het snedigst voor de dag. In afwachting van zijn voor volgend jaar aangekondigde eerste langspeler, kan je je alvast terdege opwarmen aan dit eerlijke, no-nonsense folkplaatje.

Houdt ondertussen ook zeker Scott Yoders website in de gaten. Volgende lente heeft de voormalige The Pharmacy-frontman immers een Europese tour gepland waarvan het schema voorlopig nog niet bekend is.

zondag 22 november 2015

Shannon and the Clams + The Babe Rainbow + The Tubs + Wild Raccoon vs Grand Guru in Het Bos (Antwerpen) op 20.11.15

Met maar liefst drie voorprogramma's die genregewijs eerder weinig met elkaar te maken hebben en die elk voldoende tijd toebedeeld krijgen een volwaardige set op de planken te brengen, zou je de door Hotsjumenas georganiseerde en door Shannon and the Clams geheadlinede avond in Het Bos in wezen wel kunnen beschouwen als een soort mini-festival.


Als eerste brengt het individueel van een gitaar voorziene en achter een basdrum gezeten Franse duo Wild Raccoon vs Grand Guru een flinke dosis stoned overkomende, lofi garage ten berde. De twee opereren hoofdzakelijk in afwisseling en ondersteunen elkaar slechts hoogst minimaal. Waar laatstgenoemde eerder van het rammelend stompende type is, gaat Wild Raccoon onder andere door middel van een resem galmende effecten voor een meer psychedelische aanpak.

The Tubs laten vervolgens hun optreden duidelijk uiteenvallen in twee aaneensluitende stukken. Terwijl het eerste, op The Scabs-leest geschoeide, soulbluesy poprockgedeelte nog frivool en uiterst aanstekelijk voor de dag komt, valt de frontman zowel qua zang als qua gitaarspel wat door de mand in het eerder door Admiral Freebee beïnvloede, laatste deel. De gezapigere countryrock laat immers meer ruimte om vocaal en solerend uit te halen wat een gebrek aan toonvastheid en vloeiende inventiviteit bloot legt.

De door de drummer gezongen, technisch uiterst verfijnde, licht psychedelische poprock van The Babe Rainbow haalt hierna duidelijk de mosterd bij hippe vogels als Kurt Vile en The War On Drugs. Dat de Australiërs stilering hoog in het vaandel dragen, bewijst het centraal vooraan geplaatste groepslid dat muzikaal zo goed als helemaal overbodig is, en met zijn zorgvuldig getrimde baard en baret hoofdzakelijk een visuele functie te vervullen krijgt. Terwijl allerminst een originaliteitsprijs wordt betracht, levert het viertal een hoogstaande en sfeervolle prestatie af waarbij de jazzy invloeden hoe langer hoe nadrukkelijker de performance binnen sluipen.

Snedig openend met de retrosurf van 'The bog' uit recent album 'Gone by the dawn' zet hoofdact Shannon and the Clams helemaal in op jaren 50 en 60-oldiespop, inclusief glitterjasjes. Op een sporadisch nummer als 'The rat house' en de in vergelijking met the good old days iets harder doormeppende drummer na, blijven de dikwijls aangehaalde punkinvloeden, nagenoeg volledig achterwege. Het tekort aan vernieuwing en verrassende wendingen wordt door de hoge herkenbaarheidsfactor omgezet in een voordeel waar de aanwezigen wel pap van lusten.

Live staat singersongwriter Will Sprott de Californiërs bij op keyboards wat voor een perfect uitgebalanceerde sound zorgt. Na de tour van La Luz eerder dit najaar bleef Sprott, die toen als merchandiseman fungeerde, in gezelschap van Shana Cleveland in Europa om nog met hun bevriende labelgenoten rond te trekken. Dit leidt tot het leuke extraatje dat ook Cleveland enkele nummers lang deel uit komt maken van het met harmonieën goochelende achtergrondkoor.

Cody Blanchard komt op gitaar erg sterk uit de verf, en zowel zijn stemtimbre als dat van mede frontfiguur Shannon Shaw die moeiteloos in een authentieke rasp weet te schieten, leent zich perfect voor een onvervalste retrofeel, waardoor de zaal zo goed als van bij de eerste noten in vuur en vlam staat. Dit vindt uiteindelijk nog zijn culminatiepunt in een nogal voor de hand liggende cover van Del Shannons 'Runaway'. Shannon and the Clams presenteert zich met andere woorden als een band met een geweldig hoog entertainmentgehalte en als ideale afsluiter voor een naar nostalgie hongerend publiek.

vrijdag 20 november 2015

Le Butcherettes + Hollywoodfun Downstairs + The Drip Dry Man in Magasin 4 (Brussel) op 19.11.15

Hoewel ze tal van grootheden uit de muziekwereld tot hun fans kunnen rekenen, lijkt het grote publiek zijn weg nog niet helemaal gevonden te hebben naar Le Butcherettes. In Magasin 4 kon je je ervan gaan vergewissen dat alle lof die Teri Gender Bender & co van hun collega's reeds toegeworpen kregen, meer dan terecht is.



Wie zijn bluesrock liever vettig dan ultrastrak heeft, is bij zaalopwarmer The Drip Dry Man & The Beat Revolver aan het juiste adres. Het kwartet, gefront door een qua performance op de Mick Jagger-leest geschoeide zanger, levert een stevige set af met heel wat classic invloeden. Onder meer met een enkel door bas en handgeklap begeleid nummer nemen de Belgen geregeld wat gas terug en brengen ze afwisseling in de show.

Bij de Hollywoodfun Downstairs is vervolgens een centrale plaats weggelegd voor drummer Joe Wright. Zijn wat proggy, technisch erg vernuftige spel bepaalt onmiskenbaar de ziedende kadans van de door de Nieuw Zeelanders op de planken gebrachte furieuze noisepunk. De oerschreeuwen en door Sonic Youth-beïnvloede gitaarpartijen van Kurt Williams komen hierdoor niet helemaal tot hun recht, en ook de mogelijkheden tot dynamiek krijgen door de constant erg luide meppen op de vellen een serieuze inperking.

Zonder veel poespas klimmen Le Butcherettes even later vanuit het publiek het podium op. Aansluitend bij het artwork van hun nieuwe album 'A raw youth' verschijnt het trio helemaal in het rood uitgedost, waardoor het toch enige verrassing wekt dat wordt aangevat met het uit 'Cry is for the flies' geplukte duo 'Burn the scab' en 'Demon stuck in your eye'. Uiteindelijk krijgt de nieuwste plaat niet echt een voorkeursbehandeling in de opbouw, en wordt met onder meer 'I'm getting sick of you', 'Your weakness gives me life' en 'They fuck you over' zowat evenredig uit de drie op de teller staande langspelers geput.

Terwijl de uitmuntende ritmesectie een uur lang een dansbare groove aanhoudt, trekt frontvrouw Teri Gender Bender alle aandacht naar zich toe met haar typische, licht machinale, theatrale performance die volledig natuurlijk overkomt. Tegelijkertijd vindt de Mexicaanse nog tijd om te schipperen tussen gitaar en keyboards, en bewijst ze over een fenomenale stem te beschikken die in zowat alle mogelijk facetten uitblinkt gaande van toonvastheid over veelzijdigheid en emotionaliteit naar volume. Dit laatste zet ze enkele keren extra in de verf door een aantal nummers vocaal akoestisch, weg van de micro aan te vatten, en toch boven de elektrische gitaar uit te komen.

Waar een groot deel van het optreden in het teken staat van variatie met onder meer dreigende slepers, geflipte synthgedreven songs en enkele uiterst aanstekelijke deuntjes, wordt tegen het eind naar een climax toegewerkt met min of meer rechttoe rechtane, energieke punkrockers zoals 'Shave the pride'. Dit hoogtepunt vindt de band in een excellente liveversie van 'La uva' waarop je Iggy Pops gastvocalen allerminst mist, al krijgt deze punkgrootheid toch nog de eer de avond helemaal af te sluiten mits een van het album gehaalde sample.

In zijn geheel leverden Le Butcherettes een wervelende show af waarin massa's talent en uitstekende songschrijverij perfect gekoppeld werden aan intensiteit, bevlogen samenspel en een vleugje drama.

dinsdag 17 november 2015

Glockenwise – 'Heat': ongepolijste, toegankelijke garagerock

De derde langspeler van Glockenwise staat voor energieke, lofi garagerock met sterke wortels in de jaren 60. Binnen het genre weten de Portugezen echter voor heel wat variatie te zorgen. Zo vinden op 'Heat' instrumentals moeiteloos hun plaats naast poppy deuntjes, en worden korte, snedige nummers afgewisseld met langer uitgesponnen materiaal. Terwijl 'Time (is a drag)' nauw aansluit bij The Kinks die hun meer psychedelische kant laten zien, en 'Up to you' zich richting onvervalste modrock begeeft, krijg je op 'Tide' dan weer duidelijke invloeden te horen van de droge punkrock van No Age.


Het eerder ijle stemtimbre van frontman Nuno Rodrigues krijgt doorgaans een verhullend laagje effecten over zich heen, en de vocalen in zijn geheel komen in de geluidsmix sowieso op instrumentniveau te liggen. Niettemin zorgen de uiterst catchy zanglijnen voor een aanstekelijke popfeel. Waar de gedegen ritmesectie er constant de vaart in houdt, zorgen de krassende gitaren het meest voor body en werken de wat donker zweverige toetsen het totaalplaatje af.

Wie in is voor een potje ongepolijste en toch in hoge mate toegankelijke garagerock, is met andere woorden bij Glockenwise aan het juiste adres.

dinsdag 10 november 2015

Protomartyr & UNIK UBIK in Botanique (Brussel) op 09.11.15

Terwijl het zopas verschenen 'The agent intellect' Protomartyrs reeds enige tijd opgemerkte enorme potentieel nogmaals concretiseerde, blijkt hun faam hen vreemd genoeg vooralsnog niet in die mate vooruit de oceaan over gesneld te zijn om de rotonde van de Botanique helemaal uit te verkopen. Ook zijn de Amerikaanse postpunkers niet te beroerd om in ware diy-stijl zelf hun instrumenten het podium op te dragen en de promostand te bemannen. Wie kleinschaligheid, benaderbaarheid en authenticiteit hoog in het vaandel draagt, kreeg met andere woorden de kans de rijzende band uit Detroit in ideale omstandigheden aan het werk te zien.


Door overduidelijke freejazz invloeden te koppelen aan tribale grooves houdt zaalopwarmer UNIK UBIK zowat het midden tussen een experimentele rockgroep en een rootsy partyband. Het bonte gezelschap plaatst eenvoudige motiefjes in een serie aan- en afzwellende sequenties die in hun beste momenten zeker wel bezwerend en opzwepend over komen.

Het bier dat Protomartyr op de planken klaar zet om de show door te komen lijkt dan weer niet bedoeld om een feestje mee te bouwen, maar wijst eerder in de richting van mannen die drinken om te vergeten. Opener 'Cowards starve' zet alvast vastberaden de toon voor een avondje donker dreigende, bevlogen postpunk. Als na het hieropvolgende 'I forgive you' Scott Davidson zich met technische problemen opgezadeld ziet, springt het voorprogramma zonder verpinken ter hulp door hun basgitaar uit te lenen, waarna het optreden complexloos voortgezet wordt.

De soepele, veelzijdige en uitmuntende ritmesectie maakt het mogelijk dat de sound even vol klinkt als op plaat. Neem daar nog bij dat Greg Ahee wat weg heeft van Baudelaires 'L'albatros' die pas echt in zijn element is als hij zijn gitaar heeft omgegord, en dat het extra edgy randje live-energie onmiskenbaar aanwezig is, en je weet dat je getuige bent van een topprestatie van een geweldige band. Hier geheel mee in lijn brengt Joe Casey - het type dat nog een polshorloge draagt en zo weet dat er nog snel enkele nummers kunnen doorgejaagd worden voor de tijd erop zit - zijn tot de verbeelding sprekende poëzie gepassioneerd, gedreven en zonder theatraliteit.

Hoewel het viertal uitdrukkelijk gekomen is om hun laatste meesterwerk voor te stellen, wordt met onder andere 'Ain't so simple' en 'Scum, rise!' ook overvloedig geput uit 'Under color of official right' en halen zelfs een drietal nummers van debuut 'No passion all technique' de met twee toegiften afgekruide set. Geholpen door een uitgebreid arsenaal uitstekende songs doet Protomartyr zo hun immer groeiende reputatie alle eer aan. Wie tot de gelukkigen behoort een ticket op zak te hebben voor het uitverkochte Sonic City festival over een tiental dagen zal zich een bezoek als toeschouwer aan Casey & co allerminst beklagen.

vrijdag 6 november 2015

The Hacienda – 'The Hacienda': soulvolle Britpop

Dat de Italianen van The Hacienda naar Londen trokken om een ep in te blikken lijkt allerminst toevallig. Uit de lijzig snerende vocalen van frontman Alessandro Gianferrara spreekt immers een grote voorliefde voor Britpop in alle maten en gewichten. Samen met de soulvolle groove die ons vermoeden sterkt dat zowel de toetsenman als minstens de helft van de de ritmesectie een grote bewondering koestert voor Booker T & The M.G.'s, is het vooral dit gegeven dat de vijf nummers bij elkaar houdt.


Genregewijs tapt het plaatje voor het overige namelijk uit een aantal uiteenlopende vaatjes. Zo leunt opener 'Indian love' dicht aan bij de psychrock van Temples, drijft single 'North pole' op een snedige countryriff en sluit 'Too late' het album af als een wat clichématig, zwierig swingend elektrisch bluesnummer waarop het vijftal een laatste keer alles uit de kast haalt om zijn virtuoze kunnen qua techniciteit en dynamiek nog eens ten volle te etaleren.

Ondanks het veelvuldig opduiken van zweverige instrumentale uitweidingen, komt 'The Hacienda' in zijn geheel over als een frivool aanstekelijk werkstuk van een handvol goed op elkaar ingespeelde en erg onderlegde muzikanten.

zaterdag 31 oktober 2015

Chastity Belt & Bully in Merleyn (Nijmegen) op 30.10.15

Uit het in snel tempo exponentieel aangroeiende aanbod interessante opkomende Amerikaanse gitaarrockbands plukte het Nijmeegse Poppodium Merleyn een tot de verbeelding sprekende dubbelaffiche. Door de artistieke, diy-aanpak van Chastity Belt tegenover Bully's potente herinterpretatie van jaren 90-rock te plaatsen kon je je er live van gaan vergewissen welk een diversiteit de hedendaagse scene wel niet herbergt. Terwijl deze laatsten meteen hoge ogen gooiden met debuut 'Feels like', was het voor eerstgenoemden wachten op tweede langspeler 'Time to go home' om wat vaste grond onder de voeten te krijgen. 


Net zoals op plaat vat Chastity Belt hun set aan met het meeslepende duo 'Drone' en 'Trapped', die van meet af aan duidelijk maken dat frontvrouw Julia Shapiro absoluut niet bij stem is. Samen met de een tikkeltje achterop hinkende drums zorgt dit voor een ware lofi-feel en wordt het hart van de band verlegd naar het dansbaar groovende basspel van Annie Truscott en de zich meticuleus in elkaar verwevende gitaarpartijen van Shapiro en Lydia Lund. Aangevuld met een nummer of drie uit 'No regerts' put het viertal uit Seattle logischerwijze hoofdzakelijk uit hun laatste album. Waar Lund op 'Lydia' aangeeft vocaal wel in goede doen te zijn, heb je na het afsluitende 'Joke' toch de indruk dat er nog veel ruimte voor progressie is.

Snedig en ultrastrak de debatten openend met 'I remember' windt Bully er vervolgens geen doekjes om dat ze garant staan voor een meer ambitieuze en professionele benadering. Hoewel de in het rond spattende, wat klinisch gecreëerde energie aanvankelijk een flinke boost door de zaal jaagt, bewijst het hitgevoelige 'Trying' ergens halverwege de show dat het kwartet op zijn best is als spilfiguur Alicia Bognanno de aandacht helemaal naar zich toe weet te trekken. Dit wordt haar echter niet altijd even makkelijk gemaakt door de potig voortjakkerende begeleidingsband die nog te weinig subtiliteiten in de dynamiek weet te brengen. Niettemin kan je niet anders dan oog hebben voor haar onmiskenbare kwaliteiten als songschrijfster in combinatie met haar fabelachtige vocalen die even moeiteloos etherisch lieflijk als intimiderend schreeuwerig voor de dag kunnen komen.

donderdag 29 oktober 2015

together PANGEA – 'The phage': gevarieerde, melodieuze garagepunk

De lijn die op het vorig jaar verschenen 'Badillac' onderstreepte welk een uitmuntende songschrijver er in William Keegan huist, wordt op 'The Phage' met een dikke, vette markeerstift doorgetrokken. Met de hulp van Tommy Stinson werkte together PANGEA een heldere en – middels een divers arsenaal gitaarlagen, achtergrondkoortjes en zelfs hier en daar toetsen – rijkelijk gestoffeerde productie uit die de zes pareltjes van dit album in hun volle glorie laat schitteren.





Moesten media en industrie zich wat meer zoals in de jaren negentig gedragen, had een nummer als het aan een hypnotizerende riedel in combinatie met de frase “you planned it all, goddammit” opgehangen 'Blue mirror' onmiskenbaar de potentie uit te groeien tot een alternatieve rockkklassieker met de status van pakweg 'Fuzzy' (net zoals 'Why' en 'Offer' op hun vorige worp, overigens).


De grungegroovy baslijnen, de tussen country & western en surf schipperende openingsriff van 'Looked in too', de expliciet naar de fifties knipogende backings op 'My head is on too tight' en de aan Sleepy Sun verwante, proggy stoner op de met een akoestische gitaar ingezette, slepende afsluiter 'She's a queen', geven aan dat de Californiërs er eens te meer in geslaagd zijn naadloos de meest diverse invloeden in het geheel te binnen te brengen. Toch blijft extreem catchy, snedige garagepunk de kern van de zaak vormen; luister er bijvoorbeeld 'If you're scared' en 'Awful' maar eens op na.

Zelden kom je het verder tegen dat een nasaal stemtimbre zo beweeglijk gebruikt wordt als door Keegan. Daarenboven weet hij zich ook nog eens moeiteloos van lijzige zanger naar geïnspireerde schreeuwer te transponeren, waardoor hij even overvloedig instant aanstekelijke strofes als refreinen quasi achteloos in het rond strooit.

Op 'The phage' bevestigt together PANGEA zich nogmaals als een goed gerodeerde, enorm dynamische, inhoudsvolle band met een geweldig oor voor melodie. En meer moet dat in feite niet zijn.

zaterdag 24 oktober 2015

La Luz & Alpha Whale in Madame Moustache (Brussel) op 23.10.15

Als voorlaatste stop van een maar liefst drie maanden durende, volgestouwde promotour voor hun in augustus uitgebrachte lp 'Weirdo shrine' houdt het alternatieve surfrockkwartet La Luz halt in één van Belgiës meest sfeervolle concertclubs Madame Moustache. Dat de opkomst vergeleken met hun passage in de Botanique vorig jaar indrukwekkend verveelvoudigd is, geeft aan dat het harde werk ook in onze contreien begint te lonen.

Met een prima prestatie weet de genregewijs perfect gecaste opener Alpha Whale ten volle te profiteren van de goed gevulde zaal. De ritmesectie legt een aanstekelijke groove neer waarboven frontman Jan Vandevyver kan uitpakken met gedegen gitaarwerk en zijn wat idiocyncratische vocalen. Terwijl de hoofdact van de avond hun surf in een modern indiejasje steken, grijpen de Oostendenaars eerder terug naar jaren 50 en 60-pop, waardoor ze bij momenten wat neigen naar het later deze herfst eveneens in Madame Moustache geprogrammeerde Shannon & The Clams.


Van enige tourmoeheid is bij La Luz allerminst iets te merken als ze met één van hun instrumentals aftrappen en middels synchrone danspasjes die hen op een cruciaal moment in het nummer gezamenlijk richting grond brengen van meet af aan het plan aangeven een geïnspireerde en enthousiaste prestatie op de planken te brengen. Samen met het hieropvolgende snedige 'With Davey' en het dromerige 'Clear night sky' uit de 'Damp face'-ep presenteren ze al vlug de meest diverse facetten van hun in niet geringe mate door diep snijdende nummers gedragen indiesurf. Ondertussen kan wel niet langer ontkend worden dat het viertal kampt met technische problemen in de vorm van een storende kraak op een kabel of pa-microfoon.

De band wordt wat aan haar lot overgelaten en probeert tussen de nummers door het euvel te verhelpen. Hoewel de vaart van het optreden zo wel wordt gebroken, verliezen de dames er hun gevoel voor humor niet bij; en terwijl toetseniste Alice Sandahl enkele contactpunten tracht te herstellen, schudt Marian Li Pino een geïmproviseerde, even overtuigende als grappige “jiggle that cable”-rap uit de mouwen. Het probleem blijkt echter niet opgelost, en na nog enkele uit het publiek geroepen tips die weinig zoden aan de dijk brengen, besluiten de Amerikaansen het mankement te negeren en hun set onverstoorbaar af te werken.

Wie zich over dit hiaat heen kan zetten, krijgt vervolgens een strakke, met de typische vocale harmonieën doorspekte, wervelende show te horen die werk uit 'It's alive' (onder andere 'Pink Slime', 'Big big blood' en 'You can never know') zowat in een 50/50 verhouding brengt naast nieuw te promoten materiaal zoals 'Sleep till they die' en 'You disappear'. Wanneer 'What good am I?' als enige toegift de avond afsluit, merken we op het semi-titelnummer van 'Weirdo shrine' na op Leffingeleuren ook nu eerder verrassend op het appél ontbreekt, al maakt dat op zich niet zoveel uit, gezien de consequent hoge kwaliteit van het wel gespeelde materiaal. Concluderend kan je stellen dat het optreden alles in zich had om op een zinderend spektakel uit te draaien, ware er niet dat ene detail dat toch een schaduw over het geheel wierp.

donderdag 22 oktober 2015

Bully – 'Feels like': de nineties zijn helemaal terug

Bully's debuut 'Feels like' geeft met opener 'I Remember' onmiddellijk en onverbloemd aan waar het op staat middels een gejaagde, naar The Afghan Whigs ten tijde van 'Gentlemen' verwijzende riff, en als Alicia Bognanno dan ook nog snel invalt met een rauwe schreeuwstem die onmiskenbaar Courtney Love in herinnering roept, waan je je helemaal terug in de jaren 90. Evengoed schiet de frontvrouw echter overtuigend in lichtvoetigere en zoetgevooisdere vocalen om het geheel richting gitaarpop à la Juliana Hatfield en pakweg Veruca Salt (uit hetzelfde tijdperk) te manoeuvreren.


Dit stelt het momenteel vanuit Nashville opererende viertal in staat overvloedig gebruik te maken van het door de grunge geïncorporeerde maar door de Pixies eerder al geperfectioneerde, beproefde kalme strofes/energieke refreinen-recept. Van die laatsten herkennen we daarbuiten geregeld ook de catchy groove, de tegendraadse overgangen en de op de Joey Santiago-leest geschoeide warme, surffuzzy solo-gitaar.

Ondanks de gebaldheid van de nummers valt verder de melancholische mineurakkoordenfeel van Dinosaur Jr op, en zorgt de dissonante aanpak op 'Trash' ervoor dat de song zo uit Hole's robuuste debuut 'Pretty on the inside' geplukt kon zijn. Tegelijkertijd loeren bands als Magnapop, Belly, Babes In Toyland, The Lemonheads, L7 en zelfs Sonic Youth beurtelings mee over de schouder.

Let wel dat alles uitermate strak, fris en minder nonchalant dan meeste van de gegeven voorbeelden gebracht wordt, wat voorkomt dat 'Bully' belegen voor de dag komt. 'Feels like' houdt de vaart er flink in, en is met zijn melodieuze, grungy punkrock zeker een vast een interessante aanwinst voor de hedendaagse gitaarrockgolf.

Ja kan de band binnenkort onder andere live aan het werk zien in de Botanique (29.10, Brussel) en Merleyn (30.10, Nijmegen) en op London Calling (31.10, Amsterdam)

vrijdag 16 oktober 2015

BOYTOY – 'Grackle': grofkorrelige gitaarrock

Met tot voor kort enkel een (weliswaar al zeven nummers tellende) ep op de teller bracht BOYTOY zopas hun eerste echte langspeler op de markt. Op 'Grackle' presenteert het trio uit Brooklyn zich als een no-nonsense alternatieve gitaarband die steeds een goed oor op het melodische gericht houdt.


Terwijl drummer Matt Gregory er constant nogal rechtdoor de pees op legt, gooien de twee gitaristes er overtuigend een hoop grofkorrelige riffs en groovende solo's tegenaan. Dit heeft tot gevolg dat de band de ene keer een snedige punkrocker zoals opener 'Postal' uit de mouw kan toveren om even later uit te komen op dat exacte punt waar bluesy garage en stoner elkaar ontmoeten ('Your girl'). Ergens halverwege het album zorgt het naar authentieke flowerpowerpop neigende 'Wild one' dan weer voor zowat het enige rustpunt op de plaat.

Door een aantal lo-fi indie-elementen zonder schroom te verbinden met best wat hardrock-invloeden en tegelijkertijd steevast erg catchy zanglijnen neer te leggen, vult BOYTOY zo ergens wel een leemte tussen tussen Bleached en Ex Hex. Hoewel het drietal vast en zeker ook inzet op harmonieus uitgewerkte backings, delven de vocalen productioneel gezien echter lichtjes het onderspit tegenover het snarenwerk, wat het geheel een robuust ongepolijste feel meegeeft. Waar frontvrouw Saara Untracht-Oakners leadpartijen zich doorgaans richting onvervalste poppunk bewegen, neemt daarnaast Gregory enkele keren het voortouw met zijn lijzige stem die op zijn beurt instant herinneringen oproept aan jaren 90-rammelrock.

Voor een portie eerlijke, ongedwongen, en een tikkeltje nostalgische gruizelige gitaarrock ben je bij 'Grackle' met andere woorden aan het juiste adres.

donderdag 8 oktober 2015

Protomartyr – 'The agent intellect': voltreffer

Waar Protomartyr zich vorig jaar definitief een in het oog springende plek aan de meer zwaarmoedige kant van alternatieve rockkaart opeiste met (relatief) doorbraakalbum 'Under color of official right', zet het kwartet uit Detroit zijn opmars onverwijld verder met opvolger 'The agent intellect'. Aan de formule werd nauwelijks gesleuteld, eerder werd ze gefinetuned mits een wat helderdere en vollere sound en qua lyriek een geregeld iets persoonlijkere aanpak.


Zo weet de onheilspellend bezwerend repetitieve ritmesectie nog steeds even soepel als organisch van kadans te veranderen. Binnen de ruim getrokken grenzen van postpunk verkent gitarist Greg Ahee, voor wie wijds dromerig en scherp agressief amper een vingerknip van elkaar verwijderd lijken te liggen, dan weer uiterst beweeglijk en (door de min of meer gewaagde productie gesteund) enorm dynamisch alle hoeken van het spectrum. Dit staat in schril contrast met de monotone slechts bij momenten naar zingen neigende declamaties van moderne poète maudit Joe Casey die hun kracht eerder uit een fabelachtige zeggingskracht gekoppeld aan een gevarieerd metrum halen waardoor ze evenwel minstens evenveel impact genereren.

Uit Casey's in flarden gebrachte teksten spreekt niet alleen een zelfbewuste persoonlijkheid met bakken levenservaring als intelligente outsider by nature, maar tevens een grote belezenheid. Van aan de zijlijn van het burgerlijke bestaan ventileert hij zijn vaak kritische observaties en overpeinzingen aangaande onder meer maatschappij, religie en filosofie waarbij hij zijn fantasie ongebreideld de vrije loop laat en telkens op zoek gaat naar de meest tot de verbeelding sprekende formulering. Je kan er haast donder op zeggen dat hij naast pakweg Bukowski, Burroughs en Rimbaud ook onder meer Hesse, Goethe en Wilde op de boekenplank heeft liggen.

Verder springt nog in het oog dat de songs dikwijls abrupt met de deur in huis vallen en zich doorgaans laten kennen door grillige structuren. Terwijl dit alles perfect samenkomt in vooruitgeschoven single 'Why does it shake?' (waar de frontman zijn zieke moeders volledig profane uitspraak in een nieuw, universeel betekeniskader plaatst), volgt hier met 'Ellen' het meest atypische nummer van Protomartyr tot nog toe op. Op dit liefdeslied van over het graf, geschreven vanuit zijn overleden vaders standpunt, waagt Casey zich zelfs even breekbaar als overtuigend aan een potje croonen.

Het weze duidelijk dat de beslissing die enkele jeugdige branieschoppers en een ruim tien jaar oudere misfit een tijdje terug namen om met elkaar in zee te gaan, volmondig een schot in de roos genoemd kan worden. Protomartyr combineert edge en diepgang moeiteloos met sfeerschepping en blijft daarenboven steeds vlot in het oor liggen.

Protomartyr live aan het werk zien kan dit najaar onder meer in de Botanique (09.11, Brussel) & Rotown (19.11, Rotterdam) en op volgende festivals: Le Guess Who? (20.11, Utrecht) en Sonic City (21.11, Kortrijk).

zaterdag 3 oktober 2015

CHILDBIRTH – 'Women's rights': nasty girls just wanna have fun

De zich als vanzelfsprekend presenterende complexloosheid, de guitige eendracht en het onbetwistbare spelplezier die het hele project spontaan uitdraagt, geven aan dat de dames van CHILDBIRTH elkaar echt wel gevonden hebben in hun gezamenlijke nevenproject. Het ongedwongen karakter van dit statuut stelt Julia Shapiro, Bree McKenna en Stacy Peck meteen ook in staat zowel de thematiek als de muziek eendimensionaler te houden dan bij respectievelijk Chastity Belt, Tacocat en Pony Time, waar de prestatiedruk en het hieraan gekoppelde idee toch een tikkeltje meer te conformeren – hoe je het ook draait of keert – allicht toch iets hoger zal liggen, het geval is.



Net zoals het vorig jaar verschenen debuut 'It's a girl!' vat 'Women's rights' aan met een noisegroove van een kleine driekwart minuut waarboven groepsnaam en albumtitel uitbundig gescandeerd worden. Wie de insteek dan nog niet begrepen heeft, bakent het snedige 'Nasty grrls' het terrein hierna definitief af. Aangedreven door Pecks rechtdoor jakkerende drumpartijen weet het album keer op keer uit te pakken met een resem vlot in het oor liggende distorted punkrockriffs die je weliswaar (min of meer letterlijk) al eens hoorde bij onder andere de Pixies ('Siri, open Tinder'), Nirvana ('@Julia Shapiro') en de Ramones ('Will you let the dogs in?').

Terwijl ze dikwijls in een vraag/antwoord constellatie komen te staan met de backings van (vooral) McKenna en (sporadisch ook) Peck, heeft het trio uit Seattle daarenboven een geweldige troef in handen met frontvrouw Shapiro's soepele en rijke vocalen die constant de belofte inhouden op een laconieke wijze diep te kunnen gaan snijden. De gevoelswaarde van het niet minder gemeend overkomende feminisme dat ze consequent met een soort superieur spottende humor uitdraagt, staat in schril contrast met de doorgaans asgrauwe protovariant van Bikini Kill, en geeft na al die jaren aan dat de verbeten voorhoedegevechten van Kathleen Hanna & co hun effect hoegenaamd niet gemist hebben. Quasi dezelfde topics kunnen in het hedendaagse klimaat immers met een soort zelfzekere nonchalance en een vaak naar het hilarische neigend sarcasme behandeld worden. Waar nummers als de machismo-parodie 'More fertile than you' en het ironische 'Since when are you gay?' dit exemplarisch in de verf zetten, laat '@Julia Shapiro' daarenboven tevens ruimte voor een verfrissende portie zelfspot.

In zijn geheel klinkt CHILDBIRTH ruw, wat ongepolijst en, zonder ergens goedkoop over te komen, toch uitermate catchy en instant toegankelijk. Het spontane, provocatieve, oprecht geëngageerde karakter van 'Women's rights' dat rekening houdt met God noch gebod maken het plaatje gefundenes Fressen voor elke rechtgeaarde punkrockadept.

vrijdag 25 september 2015

Le Butcherettes – 'A raw youth': groots opgezette sound in dwarse punkklei

Met hun derde langspeler plaatsen Le Butcherettes zich pal op de virtuele scheidingslijn tussen alternatieve en commerciële rock. Op 'A raw youth' zijn het vooral de heldere, overdadig uitgewerkte productie van Omar Rodríguez-López, de beurtelings naar QOTSA en The White Stripes verwijzende wat pompeus stompende kadansen en de aan de Yeah Yeah Yeahs herinnerende glampop-elementen die de hendel een flinke ruk richting groots opgezette sound geven.


Daartegenover staat dat frontvrouw Teri Gender Benders geloofwaardig geëngageerde teksten, de niet altijd even voor de hand liggende songstructuren en de veelheid aan soms op het eerste zicht weinig congruente invloeden die het geheel een licht experimentele toets geven, het Mexicaans-Amerikaanse trio met twee voeten in de dwarse indieklei verankerd houden. De gedreven, krachtige en uiterst beweeglijke vocalen gekoppeld aan de interessant diverse songschrijverij - steevast minstens één oor op het melodische gericht houdend - verlenen het album dan weer ruim voldoende consequentheid.

Zo kunnen Gender Bender & co probleemloos openen met een redelijk rechttoe rechtane punkrocker ('Shave the pride') om daarna alsnog onder meer een op keyboards drijvend indiepopnummer ('My Mallely'), een lap weird aanzwellende Spaanstalige psychedelica ('La uva') en een dreigende sleper ('Witchless C spot') in een logisch overkomende sequentie te plaatsen. Alsof dat nog niet voldoende kan tellen qua kwaliteitsgarantie, hangen daarenboven Iggy Pop en John Frusciante deze plaat mits opgemerkte gastbijdragen hun keurmerk om de hals. De band ligt trouwens al langer erg goed bij collega muzikanten. Aan hun vorige worp werkte namelijk zowel Henry Rollins als Shirley Manson mee, en onlangs namen (The) Melvins het drietal nog enthousiast mee op tour.

Waar Le Butcherettes met 'A raw youth' logischerwijze op de radar van pakweg Lowlands, Dour en Pukkelpop zouden moeten verschijnen, kan je ze dit najaar nog kleinschaliger aan het werk zien in onder meer Magasin 4 (Brussel, 19.11), De Veste (Delft, 20.11) en de Oefenbunker (Landgraaf, 21.11).

maandag 21 september 2015

Leffingeleuren met o.a. La Luz, TORRES en Menace Beach op 19.09.15

Het festivalseizoen in stijl afsluiten kon je ook dit jaar naar goede gewoonte in de schaduw van de kerktoren van Leffinge, waar De Zwerver een prima affiche verdeelde over drie dagen en vier podia, waarvan er eentje gratis toegankelijk was. Op dit laatste krijgen een hele reeks singersongwriters een namiddag lang speelgelegenheid aangeboden, waarna, via een uitgebreid burlesque intermezzo, de lijzige garagerockers van The Future Dead de zaak mogen afsluiten.


Ook voor het betalende gedeelte krijgen enkele Belgische acts een duwtje in de rug door hen de grote zalen te laten inspelen. Zo brengt het de clichématische rockposes niet schuwende dirk. in de vroege namiddag een soort hedendaagse indierock die geregeld wat bombastisch overkomt en bij momenten wel erg de lamenterende tour op gaat.

In een Kapel gedoopte tent mag Blow dan weer een eerste poging ondernemen de mensen in beweging te krijgen met enkel drums en twee saxofoons. Hun eerder simpele, instant dansbare stukken verraden nog een ruime progressiemarge, onder meer op het vlak van structurele uitwerking en totaalgeluid.

Met maar liefst drie gitaren trekt Menace Beach even later wel een flinke wall of sound op die een aardig volgelopen café onderdompelt in een heuse rockclubsfeer. Tussen de stomende geluidsgolven blijken de Britten evenwel aardig wat catchy deuntjes verborgen te hebben die grotendeels teruggrijpen naar de jaren 90; denk dan vooral richting The Vaselines, Teenage Fanclub en The Charlatans. Terwijl frontman Ryan Needham voor een gedreven, wat theatrale performance zorgt, is het vooral gitariste/toetseniste/vocaliste Liza Violet die met een hele resem ingenieuze aanvullingen op bescheiden wijze de show steelt.

Het naar triphop neigend nummer waarmee TORRES vervolgens overtuigend aanvat in de grote zaal stelt spilfiguur Mackenzie Scott in staat meteen uit te pakken met haar veelzijdig en diep spittende stemgebruik dat niet moet onderdoen voor pakweg Sinéad O'Connor. Met 'Sprinter' eerder vroeg in de opbouw blijft de strakke, plechtstatig statische begeleidingsband hierna wat lang in eenzelfde register steken om voor de hele duur van het optreden even hard te kunnen beklijven. Pas helemaal op het eind krijgt de gashendel nog eens een ferme ruk voorwaarts, en haalt Scott (eindelijk) haar door merg en been snijdendste schreeuwvocalen weer boven.

Waar Wand binnen elk nummer een geweldige dynamiek weet neer te leggen, hebben de Californiërs behoorlijk wat moeite deze lijn naar een hele set te vertalen. Dat het kwartet in het begin te kampen heeft met drumtechnische problemen wordt prima opgelost door spontaan enkele covers van Lou Reed en Neil Young uit de mouw te schudden, en blijkt immers niet de hoofdoorzaak van de rommelige indruk die ze wekken. Hun garagepunk met psychedelische invloeden genre de Black Lips werkt van climax naar climax, maar ze kunnen deze hoogtepunten nergens lang genoeg aanhouden noch organisch laten uitdoven. Speerpunt Cory Hanson lijkt daarenboven al te opzichtig met de drummer op een eiland te spelen, wat het geheel uiteindelijk niet ten goede komt.

Voor echte verrassingen kom je bij Dans Dans ondertussen niet meer te staan. Hun instrumentale rock is nagenoeg helemaal gestoeld op Bert Dockx' enorme arsenaal aan jazzy gitaarprogressies, wordt technisch perfect uitgevoerd, en met voldoende gevoel en variatie gebracht om een klein uur te blijven boeien en het soundtrackgevoel volledig te overstijgen. De indrukwekkende totaalsound speelt hierbij uiteraard allerminst een geringe rol.

Dat La Luz vorig jaar tijdens Instant Karma een erg goede beurt maakte leverde het viertal een welverdiende plaats als afsluiter van de Kapel op, een rol die de Seattleites met verve op zich nemen. Shana Cleveland op kop wekken de luzers een uiterst geconcentreerde indruk, waardoor zelfs met een vergrootglas geen slordigheidjes meer te bespeuren vallen. Toch gaat dit niet ten koste van de levendigheid van de performance. Hun fabelachtige indiesurf schippert succesvol tussen bedwelmen en opzwepen, en vormt in wezen één groot reclameboodschap voor het nieuwe album 'Weirdo shrine' dat ze deze tour komen voorstellen. Uiteraard krijgen ook een aantal nummers uit 'It's alive' een plaats in de goed uitgebalanceerde set, met name de drie singles aangevuld met het op de tot de verbeelding sprekende frase “There's rats in the ceiling, hear them crawl” drijvende 'Morning high' en het hypnotizerende 'You can never know', waardoor La Luz zich als niet minder dan een ijzersterke afsluiter presenteert.

donderdag 17 september 2015

Mark Lanegan – 'Houston': sinistere gospelcountry

Vooraleer hij via QOTSA en entourage uiteindelijk terecht kwam bij een Belgisch getinte begeleidingsband, vormde Mark Lanegan tijdens en na zijn Screaming Trees-jaren een hechte tandem met Mike Johnson om zijn onder eigen naam uitgebracht werk mee uit te brengen. Toen deze samenwerking vlak na de eeuwwisseling onder meer vanwege Johnsons verhuis naar Frankrijk ten einde liep, leek het er lange tijd op dat 'Field songs' het slotakkoord vormde op deze vruchtbare periode waarna met 'Bubblegum' een nieuwe richting werd ingeslagen. 


Ondertussen blijkt echter dat de heren in 2002 al een opvolger klaar hadden die om onduidelijke redenen pas nu een officiële release krijgt. In tegenstelling tot wat ondertitel 'Publishing demos' suggereert, vormt 'Houston' immers een volwaardig en een (productioneel) afgewerkt geheel dat volledig in lijn ligt met 'Scraps at midnight' en het eerder genoemde 'Field songs'. Zo neemt de akoestische gitaar een centrale plaats in de begeleiding in, gaan de keyboards verbeten op zoek naar de desolaatste geluiden die doorgaans enkel uit de meest sinister klinkende kerkorgels vallen te halen en duiken geregeld onversneden westerngitaarpartijen op. Het tempo wordt constant laag en dreigend gehouden waardoor de focus op de diepe warmte van Lanegans timbre komt de liggen, en de frontman tevens voldoende ruimte en gelegenheid krijgt vocaal tot op het bot te gaan.

Terwijl een ware gospelfeel altijd binnen handbereik blijft, staan soulvolle countryrockers ('No cross to carry') in een vertrouwde afwisseling met meer somber mijmerend materiaal ('A suite for dying love') en hypnotizerend slepende, donker psychedelische stuff ('Two horses', 'Way to tomorrow'). Van de twaalf nummers verschenen het ingetogen 'Halcyon days' en 'Grey goes black' (dat buiten de titel niks te maken heeft met de song op 'Blues funeral') trouwens al als bonus op de 'Has God seen my shadow'-anthology, en ken je 'When it's in you' in een andere versie als 'Metamphetamine blues'.

Uiteindelijk zet 'Houston' nogmaals in de verf dat Mark Lanegan lange tijd een ideale muzikale match vond in Mike Johnson die hem, teruggrijpend naar elementen uit de allerauthentiekste americana, in staat stelde zijn wanhopige, zielsverslindende verhalen uit een helse onderwereld met de mensheid te delen. Moest het in de toekomst ooit tot een hernieuwde collaboratie komen, juichen we dit alleen maar toe.

dinsdag 15 september 2015

Aftellen naar nieuwe Chris Cornellplaat 'Higher truth'

Slechts enkele dagen scheiden ons nog van de release van Chris Cornells vierde studio-album als solo-artiest. Het maar liefst vijftien nummers tellende 'Higher truth' werd geproducet door Brendan O'Brien die eerder onder meer aan de slag ging bij Audioslave en Pearl Jam, en lijkt te zullen aansluiten bij 'Euphoria morning' en 'Carry on'. Zes jaar na het verschijnen van Cornells op zijn minst uiteenlopende reacties uitlokkende samenwerking met Timbaland ('Scream'), keert de Soundgarden-frontman, afgaande op de als single gelanceerde albumopener 'Nearly forgot my broken heart', immers terug naar veiligere semi-akoestische singersongwriterpaden.

Terwijl het nummer na een mondharmonica/banjo-intro al snel in de typische Cornellplooi valt, verwijst de letterlijk met galgenhumor doorspekte begeleidende video in zijn geheel naar de spaghettiwesterns van Sergio Leone. Hoewel acteur met naam en faam Eric Roberts hierin zijn opwachting maakt, is deze toch niet de meest opvallende verschijning. Het blonde jongetje dat in de clip zijn vader tevergeefs tracht te redden van executie, wordt namelijk gespeeld door Chris' nu bijna tienjarige zoontje.


maandag 7 september 2015

Mark Lanegan Band, Bruis Maastricht op 06.09.15

Ten gevolge van een aantal afzeggingen werd de Mark Lanegan Band ter elfder ure aan de affiche van het gratis toegankelijke Bruis Maastricht festival toegevoegd, een keuze waarmee je weinig mis kan doen sinds de bezetting enige jaren geleden in een definitieve plooi viel die constant een erg hoog niveau haalt en steeds beter op elkaar ingespeeld raakt. Keerzijde van de medaille is wel dat hun liveshows soms wel eens te lijden hebben onder voorspelbaarheid, vooral dan qua setopbouw.


Je kan je dan ook gelukkig prijzen dat deze keer de gebruikelijke 'Bubblegum'-nummers ingewisseld worden voor onder andere een song ('Blind') uit het zopas verschenen maar reeds in 2002 opgenomen 'Houston', waardoor met ook nog usual suspect 'One way street' en The Screaming Trees' 'Black rose way' behoorlijk wat Lanegan-pre-QOTSA materiaal op de planken wordt gebracht. Hierdoor vinden Dark Mark & co een ideaal evenwicht tussen het kabbelende gospelcountrywerk en de modern kille, haast dansbaar dreunende rock uit 's mans oeuvre.

Dat Lanegan zich achter zijn microfoonstandaard presenteert als een indrukwekkende, wat in zichzelf gekeerde verschijning hoeft ondertussen geen betoog meer. Als je de moeite in rekening neemt waarmee de frontman met zijn spreekstem de schaarse bedankjes al gorgelend uit zijn strot moet wurgen, wekt het evenwel des te meer verwondering hoe toonvast zijn vocalen op zangtechnisch vlak voor de dag komen. Noch op het croonen noch op de fel grommende uithalen valt ook maar iets af te dingen.

Alles bij elkaar genomen zorgt dit ervoor dat de Mark Lanegan Band de toeschouwers probleemloos een uur lang aandachtig voor het podium gekluisterd houdt. Ter illustratie van de puike prestatie vormt zich na de rustig ingezette en explosief eindigende afsluiter 'I am the wolf' al snel een flinke wachtrij aan de merchandisestand waar het voormalige grunge-icoon zich beschikbaar stelt voor een signeersessie.

Fred Cole (Dead Moon) raakt onwel op podium

Minder goed nieuws uit het Dead Moon-kamp: de legendarische undergroundband zag zich gisteren genoodzaakt hun optreden op het Bumbershoot festival in Seattle vroegtijdig af te breken, vermits frontman Fred Cole zich plots onwel voelde en onverwijld naar het ziekenhuis diende afgevoerd te worden. Volgens echtgenote en medegroepslid Toody Cole valt de oorzaak de zoeken in complicaties van een hartoperatie die haar man vorig jaar onderging. Freds toestand zou ondertussen stabiel zijn.

Updates kan je verachten op de Pierced Arrows Facebook.



donderdag 3 september 2015

MDC, Sport Doen & Electric Vomit in Magasin 4 (Brussel) op 02.09.15

Voor een avondje ouderwets punkvertier repte je je gisteren best naar Magasin 4. Met MDC wisten ze daar immers een voor het genre even tot de verbeelding sprekende als legendarische naam te strikken als opener van het najaarsseizoen. 


Het Luikse Electric Vomit bleek alvast een geschikte keuze om de aanwezigen in de juiste sfeer te brengen. Hun no-nonsense-aanpak, rammelend samenspel, haastig franjeloos voortjakkerende ritmesectie en a-melodieuze schreeuwvocalen zorgen voor een flinke portie hardcore punk in zijn meest typische vorm. Terwijl het geheel wel wat begeestering mist, houdt het ruwe en tegelijkertijd interessant gevarieerde lo-fi gitaarwerk uiteindelijk nog het meest de aandacht vast.

Tweede zaalopwarmer van dienst Sport Doen tapt hierna uit een technischer vaatje. Gitarist Yves Donceel drukt met zijn met de juiste attitude gebrachte arsenaal aan metalriffs, -riedels en solo's flink zijn stempel op de totaalsound. Dit neemt echter niet weg dat de door een licht excentrieke frontman aangevoerde Brusselaars tevens geregeld terugvallen op meer catchy punkrockerig materiaal à la grootheden als The Sex Pistols en The Ramones en alles nog wat afkruiden met een snuifje MC5-garage.

Wie geanticipeerd had op een zo origineel mogelijke bezetting van MDC was er vervolgens al meteen aan voor de moeite. Van de overblijvers verschijnt enkel frontman Dave Dictor, geflankeerd door een relatief jeugdige begeleidingsband, ten tonele. Dat de ritmesectie op technisch vlak zo mee kan draaien in een ingenieuze mathrockgroep en de gitarist tijdens het inpluggen spelenderwijs een aantal onvervalste blueslicks uit zijn vingers tovert, stelt het kwartet in staat een dynamische punkrockset af te leveren die zelfs iets minder strak en gestroomlijnd had mogen zijn..

De Amerikanen presenteren een soort best of waarbij ze overvloedig terug grijpen naar de beginjaren van de band. Als we het goed hebben bijgehouden passeert zo nagenoeg het volledige debuut 'Millions of dead cops' de revue. Terwijl de combinatie van Dictor met een resem onverwoestbare nummers als 'The big picture', 'Corporate deathburger', 'Greedy and pathetic' en het anthem-achtige 'John Wayne was a nazi' uiteraard de nostalgie-honger ruimschoots stilt, mis je door de band genomen toch het rauwe, gevaarlijke en onconventionele dat de authentieke hardcore indertijd kenmerkte.

woensdag 26 augustus 2015

Splitsingle La Luz/Scully

Voor de 'LAMC split 7” series' staat Famous Class in voor de release van een voorheen onuitgegeven nummer van een labelfavoriet die op haar beurt enkele beloftevolle collega's een duwtje in de rug kan geven door hen de b-kant aan te bieden. Met 'Believe my eyes' lijkt het speerpunt van de 16de editie in de reeks een song die La Luz' zopas verschenen 'Weirdo shrine' net niet haalde.

De gepresenteerde laidbacke indiesurf klinkt namelijk helemaal alsof ze van hetzelfde productionele lot afkomstig is als de recente langspeler en vormt hierop een logische aanvulling. Terwijl 'Believe my eyes' kwalitatief sowieso zijn plaats had kunnen claimen op het album, zou het tussen kleppers als 'With Davey' en 'I'll be true' uiteindelijk moeite hebben aan een eerder anonieme rol te ontsnappen in het hele verhaal. Met zijn galmende surfgitaren, dromerige vocalen, licht psychedelische keyboardsolo en vocale harmonieën, krijgt het nu echter wel (terecht) de gelegenheid uit te groeien tot een mooi collector's item voor de fans.

Dan liggen de kaarten voor Scully toch enigszins anders. Met nog maar één single op de teller en een debuutalbum in de steigers krijgen de New Yorkers immers een uitstekend promotool aangereikt, een kans die het viertal ook met beide handen grijpt. Het aanstekelijke 'Don't want that' drijft op een monotone kadans en roept zowel qua song als gitaarwerk sterke herinneringen op aan Beat Happening. De finale afwerking met warm zweverige vocalen zorgt evenwel voor ruim voldoende eigenheid.

Beide nummers kan je trouwens hier streamen.


woensdag 19 augustus 2015

John Frusciante tekent present op nieuw album Le Butcherettes

Binnen een kleine maand ligt de derde langspeler van Le Butcherettes in de rekken. Dat Omar Rodriguez-Lopez nogmaals in stond voor de productie baart niet eens het meeste opzien. Op 'A raw youth' levert namelijk zowel John Frusciante als Iggy Pop een gastbijdrage.

Wie het daar nog niet warm van krijgt, serveert het trio alvast het vooruitgeschoven 'Shave the pride', een stevige punkrocker waarop Teri Gender Benders tegelijkertijd soepele en krachtige vocalen even moeiteloos de hoogte inschieten als die van PJ Harvey ten tijde van 'Stories from the city, stories from the sea'.

Weldra maakt de band trouwens alle data van een Europese tour bekend, waarvan je 19.11 (Magasin 4, Brussel) reeds met zekerheid in je agenda kan noteren.


dinsdag 18 augustus 2015

Shannon and the Clams lossen nieuw nummer 'It's too late'

Met 'Gone by the dawn' brengen de retro poprockers van Shannon and the Clams op 11 september hun vierde langspeler op de markt. Afgaande op de zopas online gegooide voorafgaande single 'It's too late' haalt het flamboyante trio de mosterd nog steeds hoofdzakelijk bij Del Shannon & tijds- en genregenoten. Je kan je dus alvast opmaken voor een flinke portie dansbaar aanstekelijke nostalgie in een licht eigentijds jasje.

In het najaar zakken de Amerikanen trouwens af naar Europa, waar je hen onder meer aan het werk kan zien in Madame Moustache (Brussel, 19.11), Het Bos (Antwerpen, 20.11) en op Le Guess Who? (Utrecht, 21.11).


zondag 16 augustus 2015

MDC – 'Millions of dead cops': schuimbekkend anti-establishment

Al wie in België ook maar van in de verte punk minded is kan over goed twee weken zijn meest non-conformistische hart ophalen in Magasin 4. Met Sport Doen en Electric Vomit als zaalopwarmers wisten ze daar immers het al meer dan 30 jaar tegen de establishmentschenen schoppende MDC te strikken voor een optreden. Naar verwachting tekent daarenboven - op de in 2007 overleden bassist Michael Donaldson na - met vocalist Dave Dictor, gitarist Ron Posner en drummer Al Schvitz de originele bezetting van de legendarische hardcore punkband present in Brussel, (waarschijnlijk) aangevuld met een extra gitarist. 


Terwijl MDC's laatste lp alweer uit 2004 stamt, staat hun in 1982 voor het eerst uitgebrachte en ondertussen tot één van de meest essentiële punkplaten uitgegroeide debuutalbum nog steeds als een huis. Helaas blijkt 'Millions of dead cops' ook thematisch nauwelijks aan relevantie te hebben ingeboet. Zo nemen Dictors onverbloemde lyrics een Amerikaanse samenleving flink op de korrel die sindsdien niet echt gunstig geëvolueerd lijkt. De frontman trekt schuimbekkend van leer tegen zowel uitwassen als steunpilaren van de westerse maatschappij. Van het lijstje dat onder meer kapitalisme, georganiseerde religie, racisme, oorlog, homohaat en seksisme bevat, kan heden ten dage eigenlijk weinig afgevinkt worden.

Waar op 'Corporate deathburger' McDonald's al symbolisch het gelag betaalt, vindt de snoeiharde kritiek zijn ware culminatiepunt in 'John Wayne was a nazi' waarbij de westernacteur iconisch alle verdorven waarden van een beklemmende structuur belichaamt. Zoals op de hele plaat consequent wordt volgehouden, is de aanklacht direct, grof, rauw, brutaal en compromisloos. Dave Dictor haalt alles uit de kast om de boodschap zo scherp mogelijk te stellen. De door verbeten voortjakkerende drums en gruizelige gitaren gedragen razendsnelle punkrock blijkt een effectief en ideaal dragend vehikel. Slechts af en toe schakelt MDC gedurende een tel wat terug, net genoeg om even naar adem te happen en er des te heftiger opnieuw in te vliegen.

'Millions of dead cops' jaagt er dan ook maar liefst 14 nummers gedecideerd door op nauwelijks 20 minuten tijd. Meer had het kwaadgebekte viertal indertijd niet nodig om zich definitief aan de militante zijde op de kaart te plaatsen en uit te groeien tot invloedrijke inspiratiebron voor talrijke andere protestbands.


In Nederland kan je MDC binnenkort aan het werk zien in Little Devil (21.08, Tilburg), De Groote Weiver (22.08, Wormerveer) en op het Sea Sheppard Benefit (04.09, Hengelo).

zaterdag 15 augustus 2015

Chastity Belt komt naar Europa

Nadat ze hun uitstekende debuutlangspeler 'Time to go home' dit voorjaar al kwamen voorstellen in het VK, maakt Chastity Belt deze herfst ook (voor het eerst) de oversteek naar het Europese vasteland. Voor een groot deel van de tour wordt het viertal rond Julia Shapiro trouwens op sleeptouw genomen door Death Cab For Cutie.

Terwijl de Belgen zich voorlopig tevreden moeten stellen met een openingsslot in de AB (12.11, Brussel) kunnen ze zich in Nederland alvast opmaken voor twee festivalsets (31.10, London Calling, Amsterdam & 15.11, Vredenburg, Utrecht) en evenveel optredens als hoofdact (29.10, Vera, Groningen & 30.10, Merleyn, Nijmegen). De momenteel nog vrije data 13 en 14.11 zien we evenwel binnenkort ook ingevuld raken.


donderdag 13 augustus 2015

together PANGEA kondigt ep aan

Een goed jaar na de uitstekende langspeler 'Badillac', hebben de Californische garagepunkrockers van together PANGEA alweer een nieuw album ingeblikt. De 6 nummers tellende ep kreeg als titel
'The phage' mee, en zal normaliter half oktober in de rekken liggen. Voor de productie stond Tommy Stinson (The Replacements) in.

Afgaande op het vooruitgeschoven 'If you're scared' gaan William Keegan & co onverdroten verder op hun naar de jaren 90 verwijzende, catchy energieke elan. We horen een instant toegankelijke grungeriff, een melancholisch lichtvoetig solo-moment, een uitgesproken strofe/refrein dynamiek en uiterst aanstekelijke zanglijnen. Veel nieuws is er met andere woorden niet onder de zon, al kan je er donder op zeggen dat dit nummer live zal inslaan als een bom.


Neil Young + Promise of the Real – 'The Monsanto years': radicaal protestalbum

Dat Neil Young, ondertussen met rasse schreden de 70 naderend, strijdvaardiger is dan ooit, mocht al blijken uit zijn bevlogen set op de Lokerse Feesten van vorig jaar en uit de talloze militante berichten die hij de laatste maanden naarstig in het rond twitterde. Met 'The Monsanto years' spuwt hij nu een radicaal protestalbum uit waarin één boodschap centraal staat: een niet mis te begrijpen oproep tot verzet tegen de most evil corporation in the world, chemie- en landbouwgigant Monsanto. Muzikaal is er weinig nieuws onder de zon, al komen de liefhebbers van 's mans langere gitaarnummers meer dan behoorlijk aan hun trekken dank zij het geslaagde samenspel met Lukas en Micah Nelson, zonen van Willie, en hun band Promise of the Real.


Het is een werkwijze die de wispelturige Canadees de laatste jaren zeer genegen is: een idee schiet hem te binnen en er kan niet snel genoeg werk van gemaakt worden om dit met vriend en vijand te delen. Nummers worden in een recordtempo neergepend, vlug wat gerepeteerd met wie toevallig in de buurt is, en in een handvol dagen ingeblikt zonder noemenswaardige productie. Neil Young is, althans op plaat, meer lofi dan zijn eigen schaduw, en bewijst dit met een lange lijst van wisselvallige, op een los concept gebaseerde momentopnames die hij in het laatste decennium op de wereld losliet. 'The Monsanto years' valt zeker niet uit de toon tussen voorgangers als 'Living with war', 'Fork in the road', 'Le noise' of 'Americana', maar bevat gelukkig een aantal ingrediënten die het op de valreep redden van een plaats in de grijze middenmoot.

Inhoudelijk snijdt Angry Neil, moest dit nog niet duidelijk zijn, een prangende en acute problematiek aan, en hij doet dit met een goed doordachte thematische opbouw waardoor het album zich laat luisteren als een beklijvende vertelling. Hoewel de mensen hem liever wat onnozele liefdesliedjes horen zingen, zo sneert hij in 'People want to hear about love', zal hij niet rusten voor hij eenieder heeft geconfronteerd met de choquerende realiteit. Waar de eerste 4 nummers kunnen opgevat worden als een ode aan Moeder Natuur en een waarschuwing dat we bezig zijn haar volledig naar de knoppen te helpen, doet vanaf 'A rock star bucks a coffee shop' de ware antagonist van het relaas zijn intrede: het duivelse Monsanto, in het zog gevolgd door sidekicks Starbucks, Safeway, en een leger corrupte politici en rechters. Als een 'gesproken dagblad', en dus in onvervalste folktraditie, documenteert Young de verdorven praktijken die deze titanen van de hebzucht erop nahouden; van het genetisch modificeren van gewassen, over het stemmen van wetten die landbouwers verplichten deze GMO's te gebruiken, tot het bestraffen van kleine groentekwekers die zich niet aan deze wetten houden. Young brengt dit alles in een nijdig nasaal parlando dat er weinig twijfel over laat bestaan, tijd om in actie te treden, en wel nu meteen.

Naar goede gewoonte legt de rocker zichzelf graag beperkingen op: maximaal drie akkoorden per nummer, kinderlijk eenvoudige refreinen, monotone samenzang en directe, van elke vorm van symboliek gespeende teksten. Gelukkig valt er voor de muziekliefhebber nog wat leuks te rapen in de momenten van wederzijdse inspiratie met begeleidingsband Promise of the Real. Slaagt de ritmesectie erin om een meer dan verdienstelijke Crazy Horse-imitatie neer te poten, gaat de meeste lof toch naar de broers Nelson, die goed hun weg vinden in de ronkende gitaarmuur van hun opperhoofd. De veelvuldige instrumentale outro's roepen herinneringen op aan de stormachtige jams/duels tussen Young en Stephen Stills ten tijde van Buffalo Springfield. Gitaarlijnen worden subtiel door elkaar geweven en op het titelnummer wagen ze zich zelfs aan een twin guitar, godzijdank met de nodige slordigheid aan de man gebracht. Meer dan eens laat de peetvader genereus de lead aan zijn kompanen, en horen we zowaar een vingervlugge, gladjes uitgevoerde hardrocksolo opborrelen tussen het geroezemoes van Old Black door. Het moet van Nils Lofgren of Mike McCready geleden zijn dat dergelijke eer nog een gitarist te beurt was gevallen.

Met 'The Monsanto years' dendert Neil Young, als ware hij een action painter of performance kunstenaar, naar alweer een snel gefabriceerd werkstuk zonder te blijven stilstaan of achteruit te kijken. Protestklassiekers van het kaliber 'Ohio' of 'Rocking in the free world' zal deze aanpak hem niet meer opleveren, en dat vinden we best wel jammer, want nieuwe zieltjes zal hij op deze wijze niet winnen voor zijn boodschap. Niettemin kunnen we gewag maken van een gedreven, bij momenten zelfs boeiende pot 'prediken voor eigen kerk'.

zaterdag 8 augustus 2015

La Luz – 'Weirdo shrine': uitmuntende opvolger

Dat La Luz ook met fuzz-adept Ty Segall achter te knoppen helemaal als zichzelf klinkt, geeft aan hoe sterk de vier dames als band in hun schoenen staan. De producer legt op 'Weirdo shrine' namelijk behoorlijk wat eigen accenten, en kiest doelbewust voor een organische totaalsound waarbinnen de instrumenten zich als één geheel bewegen en ritme en kadans een belangrijke rol spelen.


Terwijl er wel geregeld erg veel snee en focus op de tussen authentieke surf en doorleefde country & western schipperende gitaren komt te liggen (vooral in de solomomenten), heeft dit onder andere tot gevolg dat Alice Sandahl in vergelijking met 'It's alive' minder de kans krijgt individueel op de voorgrond te treden met haar fabelachtige keyboardspel. Niettemin kan de meer ondersteunende rol niet onderschat worden, net als die van Shana Clevelands sowieso al dromerige vocalen die aan de bescheiden kant in de mix liggen.

Hoewel dit een tikkeltje ten koste gaat van instant verstaanbare lyrics, pik je toch voldoende flarden van haar geïnspireerde poëzie op om helemaal mee in het verhaal te gaan. Thematisch grijpt de frontvrouw Charles Burns' comic 'Black hole' aan om op een eerder cryptische manier persoonlijk te worden zowel aangaande intermenselijke relaties als de maatschappij op zich. “My mind is hazy, but these freaks are crazy,” geeft de semi-titelsong een wat donker wereldbeeld mee.

Als vanouds staan er weer enkele duizelingwekkende instrumentals op de langspeler en kom je een evenwichtige mix tussen etherische slepers en to-the-pointe up-tempo nummers tegen. Verder strooien de Seattleites naar goede gewoonte kwistig de meest ingenieuze vocale harmonieën in het rond, en klinkt de band even overtuigend modern als retro. Dit laatste krijgt uitgesproken vorm op het flink door doowop beïnvloede 'I can't speak' waar de klankkleur van de backings rechtstreeks naar de fifties verwijst.

Uiteindelijk heeft Segall zich als producer vooral geconcentreerd op één van de sterkste punten van La Luz als band, namelijk hun technisch enorm hoge niveau als individuen gekoppeld aan het soepele, frivole en dynamische samenspel waar de groepsgeest vanaf spat. Clevelands tot de verbeelding sprekende songschrijverij en haar uitmuntende gevoel voor timing doen daarnaast de rest wel. Alles te samen maakt dit 'Weirdo shrine' een waardige opvolger van het overigens eveneens schitterende 'It's alive'.

Met het nieuwe album onder de arm vertrok La Luz zopas op een immens lange tour die hen dit najaar onder meer naar het Incubate Festival (18.09, Tilburg), Leffingeleuren (19.09, Leffinge), Madame Moustache (23.10, Brussel) en Paradiso (24.10, Amsterdam) brengt.

dinsdag 4 augustus 2015

The Banquet Years – 'Vortex': authentieke lo-fi rock

Het vanuit Londen opererende The Banquet Years presenteert op langspeeldebuut 'Vortex een organische mélange van authentieke lo-fi rock en intens singer-songwritermateriaal. Zanger/gitarist/songschrijver Arthur Schipper en bassist/multi-instrumentalist Mark Watt trekken de ene keer volop de kaart van in (spreekwoordelijke) alcohol gedrenkte weemoed om wat later even moeiteloos uit te pakken met aan The Velvet Underground verwante, mysterieus aanzwellende, kille broeierigheid.


Waar het meer ingetogen werk vooral op de tweede helft van het album zijn plaats vindt, vat het geheel behoorlijk heftig en up tempo aan. Voortgestuwd door melodieus groovende baslijnen en een meeslepend stompend drumritme nemen Schippers doorleefde vocalen een centrale plaats in de karaktervolle mix in. De frontmans krachtige, nogal directe poëzie gaat des te meer tot de verbeelding spreken door zijn aparte stemtimbre dat het wild onconventionele van Tom Waits afwerkt met een vleugje van de diepgang van Warren Zevon en de warmte van pakweg Buffalo Tom.

In de totaalsound wordt daarenboven voldoende ruimte gelaten voor de venijnig scherpe gitaren die even makkelijk scheuren als bitterzoet wegdromen, en de tussen koud dreigend en psychedelisch twijfelende toetsen. Toch ligt het orgelpunt van de productie misschien nog wel in de als een sombere misthoorn door dichte nevel opdoemende blazer op het smachtende 'Only girl'.

Mede dankzij de op hun manier haast instant toegankelijke zanglijnen komt het geheel uiteindelijk bijzonder aanstekelijk voor de dag, zonder echter aan de oprechtheid van het opzet te raken. 'Vortex' klinkt namelijk allerminst proper of afgelikt, en komt in al zijn (muzikaal) je m'en foutisme en ongedwongenheid over als een intelligente en erg interessante alternatieve rockplaat.

zondag 2 augustus 2015

'Soaked in bleach'

In de schaduw van het fel gemediatiseerde 'Montage of heck' verscheen onlangs nog een Kurt Cobain-documentaire die een heel andere klok luidt. Terwijl je Brett Morgens werkstuk, waarvan Melvins-frontman Buzz Osborne overigens openlijk het waarheidsgehalte in twijfel trok, kon aanschouwen in zowat alle grote bioscoopcomplexen, zal je je voor het door Benjamin Statler geregisseerde 'Soaked in bleach' tot het internet moeten richten.


De film steunt volledig op de research van privédetective Tom Grant die reeds meer dan twintig jaar heftig pleit om de zaak, die naar zijn mening al te snel als zelfmoord werd geclassificeerd, te heropenen. Dat Courtney Love op 3 april 1994 (vijf dagen voor het levenloze lichaam van Cobain werd aangetroffen) de voormalige politieman inhuurde om haar vermiste echtgenoot op te sporen, blijft haar tot op de dag van vandaag achtervolgen. Grant wantrouwde de hele situatie vanaf hun eerste ontmoeting, en besloot prompt alle conversaties met betrokkenen op tape op te nemen.

Het frequente opduiken van deze opnames versterkt uiteraard het geloofwaardigheidsgevoel van de docu aanzienlijk, al kan je je tegelijkertijd afvragen in hoeverre dit materiaal zomaar kan gebruikt worden. Daarenboven zijn er momenten waarop het wel eens zou kunnen dat een aantal uitspraken uit hun context gerukt zijn. Naast een uitvoerig terugblikkende Grant, komt ook de Canadese onderzoeksjournalist Max Wallace, die eerder al enkele boeken aan de materie wijdde en vanzelfsprekend op één lijn zit met de detective, uitgebreid aan het woord. Om de objectiviteit naar een gevoelig hoger niveau te tillen, laten de producenten daarbuiten een heel aantal politieofficieren en forensische experts opdraven, niet in het minst om aan te tonen dat het officieel gevoerde onderzoek indertijd hoegenaamd niet volgens de regels verliep.

Hoewel ook behoorlijk wat scenes worden nagespeeld (met Daniel Roebuck in de rol van Grant), en de overdramatiserende soundtrack bij momenten flink over the top gaat, presenteert de prent zich hoofdzakelijk als droge non-fictie, Hollywoodstyle weliswaar. Terwijl 'Montage of heck' duidelijk nog een soort stilistische poëzie nastreefde, is 'Soaked in bleach' zo goed als volledig gefocust op het blootleggen van feiten. Het moet trouwens gezegd dat de makers over behoorlijk wat argumenten beschikken om hun theorie te staven.

Zo wordt het autopsierapport tot op de dag van vandaag om onduidelijke redenen achtergehouden, blijkt de plaats waar de kogelhuls zich bevond niet te kloppen en is de in Cobains bloed aangetroffen hoeveelheid heroïne verdacht hoog. Verder weet Grant gerede twijfel op te wekken aangaande de authenticiteit van de volledige zelfmoordbrief. Meest opzienbarend zijn uiteindelijk de verklaringen van Rosemary Carroll, advocate van het rock-'n-rollkoppel en meter van Frances Bean, die Courtney's versie van de feiten resoluut tegenspreekt en zich daarenboven uitlaat over een destijds op til staande echtscheiding met immense financiële gevolgen voor de weduwe. Het probleem hiermee is dan weer dat ze haar statements (weliswaar opgenomen) enkel tegenover Grant uitte in de privésfeer en ze niet openbaar wil herhalen.

Al bij al geeft 'Soaked in bleach' nog altijd geen onbetwistbaar uitsluitsel en doet het gros van de gebrachte informatie al langer de ronde, waardoor je dus weinig echte primeurs te weten komt. Wel krijg je de belangrijkste details nog eens netjes op een rij gezet, en verwondert het toch enigszins dat Tom Grant Cobains overlijden niet op het gangbare 5 april plaatst, maar eerder één à twee dagen ervoor.