dinsdag 27 maart 2018

Sloppy Jane – 'Willow': scheve nursery rhymes en riot grrrl-grunge


Eerder dan als een klassieke band voelt Sloppy Jane aan als een conceptueel project met naast muzikale ook breder artistieke en maatschappelijke aspiraties. Het auditieve, het visuele en het thematische worden namelijk naadloos op elkaar afgestemd en lijken evenwaardig qua aandeel in de totaalbeleving. Van bij de allereerste kennismaking met de bende rond Haley Dahl springt bijvoorbeeld direct in het oog dat protestnaakt een belangrijke plaats in het geheel inneemt.


Net zoals de videoclip voor 'Potassium (We Saw Everything)' geven het psychotisch gelach en de 'They're Coming to Take Me Away'-feel op albumopener 'King Hazy Lady' duidelijk aan dat waanzin en psychiatrie een andere peiler vormen waar een significant deel van de constructie aan opgehangen is. Verder duikt even later ook het terugkerende motief van de kindertijd duidelijk op de voorgrond. 'Kitchen Store' is met name het soort scheve nursery rhyme dat op dEUS' 'My Sister = My Clock” allerminst misstaan had.

Met laatstgenoemde plaat heeft het hele album – onder meer vanwege een heleboel bruuske tempowisselingen en een aantal drukke samples – overigens ook het wat rommelige bricolagesfeertje gemeen. Genregewijs schiet 'Willow' daarenboven vele kanten uit, dikwijls zelfs binnen een song. Leunen de gitaarpartijen zowel qua sound als qua spel vaak aan bij de no wave uit Sonic Youths beginperiode, kom je evengoed een flinke dosis lofi singersongwriter, een smerige lap riot grrrl-grunge, een streepje croonerjazz of een flard dance tegen.

Op die manier draait Sloppy Janes langspeeldebuut uit op een experimenteel, rauw, chaotisch en best wel vervreemdend werkstuk.



vrijdag 9 maart 2018

Romano Nervoso – 'I Don't Trust Anybody Who Doesn't Like Rock n Roll': energiek, catchy en instant toegankelijk


Romano Nervoso's zelfverklaarde spaghetti rock, die nog steeds een mix is van punk en glamrock, komt op de derde langspeler van het vijftal uit La Louvière snedig, krachtig en gebald voor de dag. Eens te meer laten frontman Giacomo Panarisi & co emotie, opstandigheid en entertainment vlotjes hand in hand gaan.


Gedragen door een eerlijke, in-your-face gitaarsound grijpt het up-tempo openingstrio, waaronder vooruitgeschoven single 'Rather Kill a Man' – dat afgaande op enkele interviews Panarisi's groeiende teleurstelling in de mensheid veruitwendigt – je meteen bij de kraag met zijn
energieke, catchy en instant toegankelijke punkrock. Daarmee is de toon voor de rest van het album dan ook definitief gezet.

De Italo-Belgen werken als vanouds met direct verwoorde, herkenbare thema's en aarzelen niet er geregeld enkele rockgemeensplaatsen tegenaan te mikken. Romano Nervoso's arbeidersklasserock beschikt echter over zulk een onmiskenbare geloofwaardigheid en authenticiteit dat het hele plaatje – met een spotlight op Panarisi's onafscheidelijke glitterbroek die het deze keer zelfs tot albumhoes schopte – ten allen tijde volledig klopt.

Dat geldt evenzeer voor de samenwerking met BJ Scott die met de slepende classic rock van 'In My Mind' een nummer helemaal op maat van haar soulvolle bluesstem krijgt aangeboden. Panarisi valt als zanger trouwens allerminst door de mand tijdens dit duet. Grootste verrassing en één van de hoogtepunten van de plaat vormt hierna afsluiter 'Meet the 300 Sicilians' dat met zijn westernritme en diep grommende croon toch wel een buitenbeentje vormt in het oeuvre van de band.

Liefhebbers van ongecompliceerde rock recht uit het hart vinden op 'I Don't Trust Anybody Who Doesn't Like Rock n Roll' met andere woorden zeker hun gading.



dinsdag 6 maart 2018

Dick Stusso – 'In Heaven': opkomst van een antiheld


De bescheiden rijzende popularitieit van Dick Stusso geeft aan dat er stilaan weer ruimte komt voor een antiheld in de muziekindustrie. Na een drietal jaar geleden te hebben gedebuteerd op het kleine Vacant Stare Records maakt hij voor 'In Heaven' de overstap naar het ondertussen reeds behoorlijk gerenomeerde Hardly Art.


In songs als 'The Bullshit Century Pt.1' en 'Modern Music' geeft Stusso (né Nic Russo) aan zich niet helemaal in zijn sas te voelen in zowel de moderne maatschappij als in het hedendaagse muzieklandschap, wat zich in zijn singersongwriterschap gereflecteerd ziet door het voornamelijk terugvallen op traditionele genres als country, blues, jazz, folk en rock-'n-roll. De Californiër beschikt evenwel over een rijke, levendige en qua timbre gevarieerde stem die je van meet af aan toezingt als een oude bekende in wiens gezelschap het goed toeven is.

Waar een aantal nummers zoals het eerder genoemde 'Modern Music' zelfzeker worden voortgeschuwd door een ongecompliceerde beat, schrikt Stusso er op andere momenten dan weer niet voor terug om de boel complexloos te laten kabbelen. Enkel bij 'The Big Car Commercial Payout', dat niet alleen voorzien werd van een noisy gitaarpartij maar dat tevens drijft op een modernere, nerveuze kadans, valt een ietwat eigentijdse feel te bespeuren.

Met nagenoeg enkel klassieke elementen levert Dick Stusso aldus een even eenvoudige als mooie plaat af die het hoofdzakelijk moet hebben van 's mans beweeglijke vocalen.