Na ruim 24 jaar zal Bikini Kills debuut
voor het eerst in een andere vorm dan op cassette verkrijgbaar zijn.
Via hun eigen label verzorgen de Riot Grrrlboegbeelden immers een
heruitgave van 'Revolution girl style now' die je je vanaf eind
september ook digitaal, op plaat en op cd kan aanschaffen.
Naast onder andere 'Feels blind', 'Suck
my left one' en 'Carnival' vonden ook 3 tot nog toe onuitgegeven
nummers hun weg naar de plaat waardoor het totaal aantal songs op 11
komt. De originele opnames krijgen een nieuwe mix (en mastering),
maar aangezien het studiowerk uitbesteed werd aan Fugazi’s Guy
Picciotto kan je er gerust op vertrouwen dat het album geenszins al
te proper uit zal draaien en dat de originele rauwe kracht misschien
zelfs beter tot zijn recht zal komen.
Daarnaast worden Kathleen Hanna en
Kathi Wilcox sinds een tijd met hun huidige band The Julie Ruin
geregeld in de studio gespot, waardoor ook vanuit die hoek als het even meezit
dit najaar nog wel een release te verwachten valt.
In Grave Babies vinden we het
nihilistische geesteskind dat Danny Wahlfeldt in leven riep om zijn
lugubere overtuiging uit te dragen dat de mensheid op de rand van
algehele zelfvernietiging staat. Het apocalyptische 'Holographic
violence' inspireert zich logischerwijze op een heleboel genres met
een op zijn minst donkere ondertoon zoals doom, darkwave, synthrock,
industrial metal en gothic. Als algehele sfeer ademt deze langspeler
dan ook zwaar de jaren 80 uit.
Het Amerikaanse kwartet verenigt immers
moeiteloos het wijds zweverige van The Cure met het dreigend
agressieve van Ministry en het celebraal barokke van The Sisters of
Mercy, en dit in wisselende constellaties van performantheid. De door
elektronische drumklanken en repetitief dansbare baslijnen
neergelegde onheilspellend mechanisch dreinende ritmes krijgen een
rijke uitwerking met talloze, gevarieerde synth- en gitaarpartijen en
een flinke dosis sinistere elektronica. Zeker in vergelijking met
eerdere platen die in wezen uit slaapkamerknutsel- en plakwerk van
Wahlfeld bestonden, zorgt dit voor een volle en krachtige
totaalsound.
De frontman brengt zijn weinig
optimistische lyriek in de vorm van onthecht treurende klaagzangen
met tegen het hoogdravende aanschurkende strofes en veelal
eenvoudige, herhalende, wat drammerige refreinen. Dat de vocalen
overvloedig gedrenkt werden in galmeffecten versterkt de
eighties-referenties alleen maar. Als je op afsluiter 'War' echter
plots geconfronteerd wordt met zanglijnen die fel aan Layne Staley
herinneren, daagt het alsnog dat ook onder andere de riff van 'N2
ether' in een andere context best wel voor grunge door kan gaan.
Het episch donkere conceptalbum dat
'Holographic violence' toch wel is, werd met andere woorden erg
genereus en tamelijk divers gestoffeerd. De kille boodschap klinkt
alleszins hard door; om het even of ze nu bedoeld is als wake up call
dan wel fatalistisch opgevat moet worden, al lijkt dit laatste toch
de bovenhand te halen.
Het geëngageerde Vagina Dentata liet
zopas hun eersteling op de wereld los. Zelfs wie het Latijn zo weinig
machtig is dat op basis van de groepsnaam niet duidelijk wordt uit
welke richting de wind waait, laat titel 'No more nice girls' weinig
ruimte voor twijfel. Furieus en gedreven brengt het Belgische viertal
reeds een aantal jaren de meest rauwe, feministische crust punk op
de planken.
Van het zeven nummers tellende album
kan 'Women and psychiatry' online beluisterd worden. Met de
onverbloemd confronterende lyrics, gifspuwende vocalen en bewust
rafelige mix van trashy ongepolijste metal en razende hardcore punk,
lijkt de song exemplarisch voor de aanpak van de band.
Wil je dat allemaal wel eens live gaan
aanschouwen kan je dit najaar onder meer terecht in Gent (26.09, On
The Rag 2), Aarschot (09.10, JC De Klinker) en Amsterdam (24.10,
Vrankrijk).
In vergelijking met hun twee jaar oude
debuut 'Mission to Mars' verbergen The Teardrops op hun derde worp
de traditionele Amerikaanse folk, country en onversneden rock-'n-roll
invloeden wat dieper onder een hedendaags, puntig garagerockjasje. Al
staat met 'Paperplane' alsnog een authentieke Bo Diddley-beat op deze
zelfgetitelde ep van de Amsterdammers.
Boven een steevast bezwerend primitieve
kadans weet het trio een aantal catchy hooks neer te leggen die
worden afgewerkt met de voor lo-fi gitaarrock typisch wat lijzige
zanglijnen van Jaap Elzenga. Een extra troef heeft de band in handen
met de uitstekende vocalen van drumster Hester den Boer die niet
alleen in staat is een aantal kwikzilveren backings neer te leggen,
maar even moeiteloos de lead kan dragen. Zo treedt ze op het
weemoedige 'Knocked on your door' – dat als het relatieve rustpunt
van het album kan beschouwd worden – overtuigend in duet met de
frontman die hier bewijst ook als crooner prima uit de verf te komen.
Doorgaans schuurt en knispert het
allemaal wat harder, waardoor 'The teardrops' zich in zijn geheel
presenteert als een interessante, gevarieerde en aanstekelijke
alternatieve rockplaat die, mede door de heldere en organische
productie, uitermate fris voor de dag komt.
Waar Protomartyr sinds het vorig jaar
verschenen en erg succesvol onthaalde 'Under color of official right'
al wel een splitsingle met R.Ring op de markt bracht, ligt, met de
aankondiging van de op 9 oktober in de rekken liggende langspeler
'The agent intellect', nu heel wat meer in het verschiet. Naast het
artwork en de tracklist gaf label Hardly Art ook meteen een eerste
opwarmertje vrij.
Afgaande op het vooruitgeschoven 'Why
does it shake?' klinken de Detroitse postpunkers nog steeds als een
strijdbaar, warmbloedig dier in een kille en vijandelijke omgeving.
Nogal abrupt aanvattend in medias res krijg je een monotoon
meeslepende kadans, ijskoud kletterende gitaaraccenten en een
grillige songstructuur voor de kiezen. Hierboven declameert Joe Casey
naar goede gewoonte verbeten en begeesterend zijn krachtigste
beatpoëzie. Het door zijn moeder (die als gevolg van een ernstige
ziekte met trillende handen werd geconfronteerd) geuite titelzinnetje
grijpt hij onvervaard aan om een aantal breedgekaderde bespiegelingen
aangaande de menselijke conditie te spuien.
Terwijl de collega's van het curerende
Viet Cong Protomartyr dit najaar naar Sonic City (21.11, De Kreun)
halen, kan je de Amerikanen daarbuiten nog aan het werk zien in de
Botanique (09.11, Brussel), tijdens Rotown (19.11, Rotterdam) en op
Le Guess Who? (20.11, Utrecht).
Wie wel te vinden is voor springerige
folkpop is bij Kidcat Lo-Fi aan het juiste adres. De beloftevolle
Oostenrijkse singer-songwriter laat zich begeleiden door een
standaard rockbezetting wat ze in staat stelt met haar vrolijk
huppelende melodieën verschillende richtingen in te slaan.
Meer dan vier zijn er daarvan niet
nodig voor de '4 Seasons'-ep, één voor elk seizoen met name. Waar
de puntige indierocker 'Hate summer' het krachtigst voor de dag komt
en misschien wel het meest aanspreekt, krijgt 'Sounds like my
favorite season' (herfst) boven een voorzichtige marskadans een wat
jazzy inkleuring, drijft 'Winter love song' overtuigend op een
swingritme en draagt een licht pulserende funkgroove opener 'Spring
is a nasty bitch'. De soepele, zich in de bovenste toonregionen
bevindende vocalen scheren constant hoge toppen, en elk nummer op
zich draait op zijn eigen manier aanstekelijk catchy uit.
De (op het eerste zicht) minder
gangbare voorkeur voor de koude en donkere periodes van het jaar die
thematisch wordt uitgedragen, valt wat mager uit, en neigt alsnog
iets te fel naar de clichésfeer.
Daar het geheel tongue in cheek wordt
gebracht en de muzikale omkadering uitblinkt in toegankelijkheid,
komt de frontvrouw hier echter tot op zekere hoogte nog mee weg.
Hoewel toch een zekere onderhuidse
melancholie doorheen het conceptplaatje waait, weet Kidcat Lo-Fi wel
de gimmick van het hele opzet eigenlijk nauwelijks te overstijgen. In
combinatie met de propere, brave en vakbekwaam degelijke uitwerking,
blijft de eindbeoordeling hierdoor op 'leuk tout court' steken.
In een eerder korte tijdspanne heeft
Julia Shapiro zich zowat ontpopt tot het boegbeeld van de huidige
feministische golf die doorheen Seattle waait. Het gepropageerde
feminisme is dit keer zelfzeker genoeg om droge humor tot haar
handelsmerk te maken. De gestage, exponentieel groeiende, wereldwijde
opmars die main focus Chastity Belt momenteel te beurt valt, stuurt
de aandacht hoe langer hoe meer ook richting CHILDBIRTH, het project
dat de frontvrouw samen met Tacocats Bree McKenna op bas en Pony
Times Stacy Peck op drums uit de grond stampte.
Met 'Nasty grrls' liet het trio zopas
een eerste voorproefje op hun 'Women's rights' getitelde tweede lp op
de wereld los. Terwijl het nog tot begin oktober wachten is op het
volledige album, heeft het reeds geloste nummer alvast alles te
bieden waar fans van het eerste uur op zitten te wachten:
provocerende, van meer dan één
komische noot voorzien lyrics, een aanstekelijke, franjeloos stoere
punkrockriff en een flinke dosis spelplezier. Mckenna's Beastie
Boys-achtige antwoordbacking op Shapiro's tegelijkertijd krachtige en
beweeglijke lead, verleent het geheel een speelse dynamiek. Met zijn
drie minuten klokt 'Nasty grrls' trouwens af op perfecte
single-lengte, daar waar nagenoeg alle songs op 'It's a girl' nog
ruim onder de twee minutengrens bleven.
Dit vorig jaar verschenen,
schreeuwerige debuut maakte al snel duidelijk dat Shapiro haar
boodschap bij Chastity Belt nog relatief subtiel verpakt, of op zijn
minst behoorlijk wat poëtischer.
CHILDBIRTH's eersteling bevat namelijk
tien in your face, de ware punkspirit ademende, compromisloze
distorted rockers die door hun rechtdoor, grungy gitaarriffs,
schuimbekkend groovende kadans en woeste eenvoud in de
songschrijverij staan voor instant toegankelijkheid en brute
directheid. De met een stevige knipoog gebrachte, nogal sloganeske
thematiek beperkt zich tot de algehele ontvoogding van vrouwen.
Uiteindelijk geeft het hyperbolische 'I
only fucked you as a joke' perfect weer waar de band als geheel voor
staat. Deze allereerste single fungeert zowat als CHILDBIRTH's
levensmotto en is meer dan exemplarisch voor de rest van de plaat.
Vier jaar na het magistrale
conceptalbum 'Nix' heeft het Franse duo Mansfield.TYA een opvolger
ingeblikt die vanaf 18 september in de rekken zal liggen. Julia Lanoë
en Carla Pallone gaven hun vierde langspeler de titel 'Corpo inferno'
mee, wat volledig in lijn ligt met het intense, barokke chanson waar
het uit Nantes afkomstige tweetal al ruim een decennium lang garant
voor staat. Toch suggereert het zopas vrijgegeven allereerste
voorproefje 'Bleu lagon' ook nieuw soort frivoliteit.
Terwijl de ijzingwekkende viool, de als
backing fungerende virtuoos toonladderende samenzang en de smachtend
escapistische lyriek meteen vertrouwd in de oren klinken, zorgt de
deze keer wel erg cheezy elektro immers voor een lichtvoetiger
tegengewicht dan we gewend zijn; ook al kwam Mansfield.TYA voorheen
bij momenten ook al best dansbaar voor de dag. Eén en ander maakt
dat het almaar makkelijker wordt je Pallone eveneens in te beelden
als speerpunt van het speels trashy Sexy Sushi.
Deze zomer is het exact een jaar
geleden dat The Pharmacy er, gelijktijdig met de officiële release
van hun overigens prima zwanenzang 'Spells', nogal abrupt mee
ophield. Scott Yoder, frontman van de garagegrungers uit Vashon
Island voor de kust van Seattle, bleef echter niet bij de pakken
zitten en stampte prompt een solo-project uit de grond. Terwijl hij
zich quasi onmiddellijk in zijn uppie in het livecircuit begaf, liet
ook het eerste studiowerk niet lang op zich wachten, al telt 'Sisters
under the mink' wel slechts 4 nummers.
Op deze ep plaatst Yoder zich in de
Amerikaanse traditie van de rafelige folktroubadour die de hort
optrekt met een resem sober door piano en/of akoestische gitaar
gedragen, doorleefde ballades. Met slechts hier en daar enige
spaarzame percussie als ondersteuning en een voorzichtige inkleuring
via ondermeer een twelve string, benadrukt de kale en wat kil
galmende omkadering de behandelde thema's van lichte vervreemding van
het doorsnee bestaan gekoppeld aan een inherente eenzaamheid, emoties
die in momenten van vertwijfeling als debuterend solo-muzikant wel
eens zwaar kunnen doorwegen.
Yoders karakteristieke, tegen het
nasale aanschurende stemgeluid leent zich perfect voor het genre, en
kan het sowieso zonder veel opsmuk stellen om interessant te blijven.
Ze ligt dan ook eerlijk en onverbloemd in de mix. Verder hoeft het
uiteraard geen betoog dat Scottie zijn geweldige oor voor melodie
niet bij zijn vroeger bandleden achter liet, waardoor het album
ondanks de eigengereide lo-fi aanpak toch behoorlijk toegankelijk
voor de dag komt.
Met het handvol uitgepuurde,
weemoedige, folky nummers - op afsluiter 'Who am i?' weliswaar
geïnjecteerd met een flinke country-inslag – dat 'Sisters under the mink' rijk is, keert Scott Yoder als het ware terug naar de basis
van de songschrijverij. Nieuw werk zit naar verluidt al in de
pijplijn. Indien dezelfde kwaliteit wordt aangehouden, mag dit zeker
een langspeler worden.
Zoals hij onlangs zelf vooropstelde is
Matthew Melton vanuit thuisbasis Austin onmiddellijk flink uit de
startblokken geschoten na Warm Soda's laatste Europese tour. Dat hij
er niet de man naar is om lang op zijn lauweren te blijven rusten,
bewijst de stroom aan releases die hij zopas op de wereld los liet.
Om te beginnen loste Warm Soda als
tweede single uit 'Symbolic dream' een kersverse videoclip voor het
melancholisch aanstekelijke 'Cryin' for a love'. Naar goede gewoonte
wordt voluit op een retro-feel ingezet, en dat gitarist Max Eaton,
die de band niet langer kon combineren met zijn familiale
verplichtingen, nog prominent figureert (met ondermeer een uitdagende
middenvinger helemaal op het eind) laat ons vermoeden dat de beelden
reeds enige tijd geleden ingeblikt werden.
Terwijl Melton voor Warm Soda een
nieuwe muzikale richting in gedachten heeft, leunt het eerste
wapenfeit van Pleasers, dat de frontman oprichtte met zijn oude
vriend Ben Tipton op bas, erg dicht aan bij de poppy garagepunk van
eerstgenoemden. Het snedige, rebelse en onverminderd catchy 'Reject teen' had met name zo op pakweg 'Someone for you' terecht gekunnen.
Vermits 'No place to fall' wordt
gepresenteerd als slechts een b-kant van een binnenkort te
verschijnen Warm Soda-single, tasten we voorlopig nog in het duister in
hoeverre het de te verkennen horizonten representeert. Aangedreven
door een loomfunky baslijn en een mechanisch aanvoelende kadans
merken we alleszins een trippy accentverschuiving op.
De meest verrassende worp vinden we,
tenslotte, in een voorproefje uit Meltons binnenkort te verschijnen
solo-langspeler, waarop soundsgewijs volop de kaart van jaren
80-poprock wordt getrokken, een beetje te vergelijken met de evolutie
op de Dum Dum Girls' laatste plaat, al horen we er ook een vleugje
Steve Miller-psychedelica in. Op het meeslepende 'Too many hearts lack lovers' bezingt Matthew Melton op de hem kenmerkende, van een
weemoedige twist voorziene manier de ware liefde.
Het enige waar we voorlopig dus nog
niets van hoorden is de eveneens aangekondigde nieuwe band met zijn
vrouw Doris. We hebben zo het gevoel dat ook dit niet al te lang op
zich zal laten wachten.