zaterdag 31 oktober 2015

Chastity Belt & Bully in Merleyn (Nijmegen) op 30.10.15

Uit het in snel tempo exponentieel aangroeiende aanbod interessante opkomende Amerikaanse gitaarrockbands plukte het Nijmeegse Poppodium Merleyn een tot de verbeelding sprekende dubbelaffiche. Door de artistieke, diy-aanpak van Chastity Belt tegenover Bully's potente herinterpretatie van jaren 90-rock te plaatsen kon je je er live van gaan vergewissen welk een diversiteit de hedendaagse scene wel niet herbergt. Terwijl deze laatsten meteen hoge ogen gooiden met debuut 'Feels like', was het voor eerstgenoemden wachten op tweede langspeler 'Time to go home' om wat vaste grond onder de voeten te krijgen. 


Net zoals op plaat vat Chastity Belt hun set aan met het meeslepende duo 'Drone' en 'Trapped', die van meet af aan duidelijk maken dat frontvrouw Julia Shapiro absoluut niet bij stem is. Samen met de een tikkeltje achterop hinkende drums zorgt dit voor een ware lofi-feel en wordt het hart van de band verlegd naar het dansbaar groovende basspel van Annie Truscott en de zich meticuleus in elkaar verwevende gitaarpartijen van Shapiro en Lydia Lund. Aangevuld met een nummer of drie uit 'No regerts' put het viertal uit Seattle logischerwijze hoofdzakelijk uit hun laatste album. Waar Lund op 'Lydia' aangeeft vocaal wel in goede doen te zijn, heb je na het afsluitende 'Joke' toch de indruk dat er nog veel ruimte voor progressie is.

Snedig en ultrastrak de debatten openend met 'I remember' windt Bully er vervolgens geen doekjes om dat ze garant staan voor een meer ambitieuze en professionele benadering. Hoewel de in het rond spattende, wat klinisch gecreëerde energie aanvankelijk een flinke boost door de zaal jaagt, bewijst het hitgevoelige 'Trying' ergens halverwege de show dat het kwartet op zijn best is als spilfiguur Alicia Bognanno de aandacht helemaal naar zich toe weet te trekken. Dit wordt haar echter niet altijd even makkelijk gemaakt door de potig voortjakkerende begeleidingsband die nog te weinig subtiliteiten in de dynamiek weet te brengen. Niettemin kan je niet anders dan oog hebben voor haar onmiskenbare kwaliteiten als songschrijfster in combinatie met haar fabelachtige vocalen die even moeiteloos etherisch lieflijk als intimiderend schreeuwerig voor de dag kunnen komen.

donderdag 29 oktober 2015

together PANGEA – 'The phage': gevarieerde, melodieuze garagepunk

De lijn die op het vorig jaar verschenen 'Badillac' onderstreepte welk een uitmuntende songschrijver er in William Keegan huist, wordt op 'The Phage' met een dikke, vette markeerstift doorgetrokken. Met de hulp van Tommy Stinson werkte together PANGEA een heldere en – middels een divers arsenaal gitaarlagen, achtergrondkoortjes en zelfs hier en daar toetsen – rijkelijk gestoffeerde productie uit die de zes pareltjes van dit album in hun volle glorie laat schitteren.





Moesten media en industrie zich wat meer zoals in de jaren negentig gedragen, had een nummer als het aan een hypnotizerende riedel in combinatie met de frase “you planned it all, goddammit” opgehangen 'Blue mirror' onmiskenbaar de potentie uit te groeien tot een alternatieve rockkklassieker met de status van pakweg 'Fuzzy' (net zoals 'Why' en 'Offer' op hun vorige worp, overigens).


De grungegroovy baslijnen, de tussen country & western en surf schipperende openingsriff van 'Looked in too', de expliciet naar de fifties knipogende backings op 'My head is on too tight' en de aan Sleepy Sun verwante, proggy stoner op de met een akoestische gitaar ingezette, slepende afsluiter 'She's a queen', geven aan dat de Californiërs er eens te meer in geslaagd zijn naadloos de meest diverse invloeden in het geheel te binnen te brengen. Toch blijft extreem catchy, snedige garagepunk de kern van de zaak vormen; luister er bijvoorbeeld 'If you're scared' en 'Awful' maar eens op na.

Zelden kom je het verder tegen dat een nasaal stemtimbre zo beweeglijk gebruikt wordt als door Keegan. Daarenboven weet hij zich ook nog eens moeiteloos van lijzige zanger naar geïnspireerde schreeuwer te transponeren, waardoor hij even overvloedig instant aanstekelijke strofes als refreinen quasi achteloos in het rond strooit.

Op 'The phage' bevestigt together PANGEA zich nogmaals als een goed gerodeerde, enorm dynamische, inhoudsvolle band met een geweldig oor voor melodie. En meer moet dat in feite niet zijn.

zaterdag 24 oktober 2015

La Luz & Alpha Whale in Madame Moustache (Brussel) op 23.10.15

Als voorlaatste stop van een maar liefst drie maanden durende, volgestouwde promotour voor hun in augustus uitgebrachte lp 'Weirdo shrine' houdt het alternatieve surfrockkwartet La Luz halt in één van Belgiës meest sfeervolle concertclubs Madame Moustache. Dat de opkomst vergeleken met hun passage in de Botanique vorig jaar indrukwekkend verveelvoudigd is, geeft aan dat het harde werk ook in onze contreien begint te lonen.

Met een prima prestatie weet de genregewijs perfect gecaste opener Alpha Whale ten volle te profiteren van de goed gevulde zaal. De ritmesectie legt een aanstekelijke groove neer waarboven frontman Jan Vandevyver kan uitpakken met gedegen gitaarwerk en zijn wat idiocyncratische vocalen. Terwijl de hoofdact van de avond hun surf in een modern indiejasje steken, grijpen de Oostendenaars eerder terug naar jaren 50 en 60-pop, waardoor ze bij momenten wat neigen naar het later deze herfst eveneens in Madame Moustache geprogrammeerde Shannon & The Clams.


Van enige tourmoeheid is bij La Luz allerminst iets te merken als ze met één van hun instrumentals aftrappen en middels synchrone danspasjes die hen op een cruciaal moment in het nummer gezamenlijk richting grond brengen van meet af aan het plan aangeven een geïnspireerde en enthousiaste prestatie op de planken te brengen. Samen met het hieropvolgende snedige 'With Davey' en het dromerige 'Clear night sky' uit de 'Damp face'-ep presenteren ze al vlug de meest diverse facetten van hun in niet geringe mate door diep snijdende nummers gedragen indiesurf. Ondertussen kan wel niet langer ontkend worden dat het viertal kampt met technische problemen in de vorm van een storende kraak op een kabel of pa-microfoon.

De band wordt wat aan haar lot overgelaten en probeert tussen de nummers door het euvel te verhelpen. Hoewel de vaart van het optreden zo wel wordt gebroken, verliezen de dames er hun gevoel voor humor niet bij; en terwijl toetseniste Alice Sandahl enkele contactpunten tracht te herstellen, schudt Marian Li Pino een geïmproviseerde, even overtuigende als grappige “jiggle that cable”-rap uit de mouwen. Het probleem blijkt echter niet opgelost, en na nog enkele uit het publiek geroepen tips die weinig zoden aan de dijk brengen, besluiten de Amerikaansen het mankement te negeren en hun set onverstoorbaar af te werken.

Wie zich over dit hiaat heen kan zetten, krijgt vervolgens een strakke, met de typische vocale harmonieën doorspekte, wervelende show te horen die werk uit 'It's alive' (onder andere 'Pink Slime', 'Big big blood' en 'You can never know') zowat in een 50/50 verhouding brengt naast nieuw te promoten materiaal zoals 'Sleep till they die' en 'You disappear'. Wanneer 'What good am I?' als enige toegift de avond afsluit, merken we op het semi-titelnummer van 'Weirdo shrine' na op Leffingeleuren ook nu eerder verrassend op het appél ontbreekt, al maakt dat op zich niet zoveel uit, gezien de consequent hoge kwaliteit van het wel gespeelde materiaal. Concluderend kan je stellen dat het optreden alles in zich had om op een zinderend spektakel uit te draaien, ware er niet dat ene detail dat toch een schaduw over het geheel wierp.

donderdag 22 oktober 2015

Bully – 'Feels like': de nineties zijn helemaal terug

Bully's debuut 'Feels like' geeft met opener 'I Remember' onmiddellijk en onverbloemd aan waar het op staat middels een gejaagde, naar The Afghan Whigs ten tijde van 'Gentlemen' verwijzende riff, en als Alicia Bognanno dan ook nog snel invalt met een rauwe schreeuwstem die onmiskenbaar Courtney Love in herinnering roept, waan je je helemaal terug in de jaren 90. Evengoed schiet de frontvrouw echter overtuigend in lichtvoetigere en zoetgevooisdere vocalen om het geheel richting gitaarpop à la Juliana Hatfield en pakweg Veruca Salt (uit hetzelfde tijdperk) te manoeuvreren.


Dit stelt het momenteel vanuit Nashville opererende viertal in staat overvloedig gebruik te maken van het door de grunge geïncorporeerde maar door de Pixies eerder al geperfectioneerde, beproefde kalme strofes/energieke refreinen-recept. Van die laatsten herkennen we daarbuiten geregeld ook de catchy groove, de tegendraadse overgangen en de op de Joey Santiago-leest geschoeide warme, surffuzzy solo-gitaar.

Ondanks de gebaldheid van de nummers valt verder de melancholische mineurakkoordenfeel van Dinosaur Jr op, en zorgt de dissonante aanpak op 'Trash' ervoor dat de song zo uit Hole's robuuste debuut 'Pretty on the inside' geplukt kon zijn. Tegelijkertijd loeren bands als Magnapop, Belly, Babes In Toyland, The Lemonheads, L7 en zelfs Sonic Youth beurtelings mee over de schouder.

Let wel dat alles uitermate strak, fris en minder nonchalant dan meeste van de gegeven voorbeelden gebracht wordt, wat voorkomt dat 'Bully' belegen voor de dag komt. 'Feels like' houdt de vaart er flink in, en is met zijn melodieuze, grungy punkrock zeker een vast een interessante aanwinst voor de hedendaagse gitaarrockgolf.

Ja kan de band binnenkort onder andere live aan het werk zien in de Botanique (29.10, Brussel) en Merleyn (30.10, Nijmegen) en op London Calling (31.10, Amsterdam)

vrijdag 16 oktober 2015

BOYTOY – 'Grackle': grofkorrelige gitaarrock

Met tot voor kort enkel een (weliswaar al zeven nummers tellende) ep op de teller bracht BOYTOY zopas hun eerste echte langspeler op de markt. Op 'Grackle' presenteert het trio uit Brooklyn zich als een no-nonsense alternatieve gitaarband die steeds een goed oor op het melodische gericht houdt.


Terwijl drummer Matt Gregory er constant nogal rechtdoor de pees op legt, gooien de twee gitaristes er overtuigend een hoop grofkorrelige riffs en groovende solo's tegenaan. Dit heeft tot gevolg dat de band de ene keer een snedige punkrocker zoals opener 'Postal' uit de mouw kan toveren om even later uit te komen op dat exacte punt waar bluesy garage en stoner elkaar ontmoeten ('Your girl'). Ergens halverwege het album zorgt het naar authentieke flowerpowerpop neigende 'Wild one' dan weer voor zowat het enige rustpunt op de plaat.

Door een aantal lo-fi indie-elementen zonder schroom te verbinden met best wat hardrock-invloeden en tegelijkertijd steevast erg catchy zanglijnen neer te leggen, vult BOYTOY zo ergens wel een leemte tussen tussen Bleached en Ex Hex. Hoewel het drietal vast en zeker ook inzet op harmonieus uitgewerkte backings, delven de vocalen productioneel gezien echter lichtjes het onderspit tegenover het snarenwerk, wat het geheel een robuust ongepolijste feel meegeeft. Waar frontvrouw Saara Untracht-Oakners leadpartijen zich doorgaans richting onvervalste poppunk bewegen, neemt daarnaast Gregory enkele keren het voortouw met zijn lijzige stem die op zijn beurt instant herinneringen oproept aan jaren 90-rammelrock.

Voor een portie eerlijke, ongedwongen, en een tikkeltje nostalgische gruizelige gitaarrock ben je bij 'Grackle' met andere woorden aan het juiste adres.

donderdag 8 oktober 2015

Protomartyr – 'The agent intellect': voltreffer

Waar Protomartyr zich vorig jaar definitief een in het oog springende plek aan de meer zwaarmoedige kant van alternatieve rockkaart opeiste met (relatief) doorbraakalbum 'Under color of official right', zet het kwartet uit Detroit zijn opmars onverwijld verder met opvolger 'The agent intellect'. Aan de formule werd nauwelijks gesleuteld, eerder werd ze gefinetuned mits een wat helderdere en vollere sound en qua lyriek een geregeld iets persoonlijkere aanpak.


Zo weet de onheilspellend bezwerend repetitieve ritmesectie nog steeds even soepel als organisch van kadans te veranderen. Binnen de ruim getrokken grenzen van postpunk verkent gitarist Greg Ahee, voor wie wijds dromerig en scherp agressief amper een vingerknip van elkaar verwijderd lijken te liggen, dan weer uiterst beweeglijk en (door de min of meer gewaagde productie gesteund) enorm dynamisch alle hoeken van het spectrum. Dit staat in schril contrast met de monotone slechts bij momenten naar zingen neigende declamaties van moderne poète maudit Joe Casey die hun kracht eerder uit een fabelachtige zeggingskracht gekoppeld aan een gevarieerd metrum halen waardoor ze evenwel minstens evenveel impact genereren.

Uit Casey's in flarden gebrachte teksten spreekt niet alleen een zelfbewuste persoonlijkheid met bakken levenservaring als intelligente outsider by nature, maar tevens een grote belezenheid. Van aan de zijlijn van het burgerlijke bestaan ventileert hij zijn vaak kritische observaties en overpeinzingen aangaande onder meer maatschappij, religie en filosofie waarbij hij zijn fantasie ongebreideld de vrije loop laat en telkens op zoek gaat naar de meest tot de verbeelding sprekende formulering. Je kan er haast donder op zeggen dat hij naast pakweg Bukowski, Burroughs en Rimbaud ook onder meer Hesse, Goethe en Wilde op de boekenplank heeft liggen.

Verder springt nog in het oog dat de songs dikwijls abrupt met de deur in huis vallen en zich doorgaans laten kennen door grillige structuren. Terwijl dit alles perfect samenkomt in vooruitgeschoven single 'Why does it shake?' (waar de frontman zijn zieke moeders volledig profane uitspraak in een nieuw, universeel betekeniskader plaatst), volgt hier met 'Ellen' het meest atypische nummer van Protomartyr tot nog toe op. Op dit liefdeslied van over het graf, geschreven vanuit zijn overleden vaders standpunt, waagt Casey zich zelfs even breekbaar als overtuigend aan een potje croonen.

Het weze duidelijk dat de beslissing die enkele jeugdige branieschoppers en een ruim tien jaar oudere misfit een tijdje terug namen om met elkaar in zee te gaan, volmondig een schot in de roos genoemd kan worden. Protomartyr combineert edge en diepgang moeiteloos met sfeerschepping en blijft daarenboven steeds vlot in het oor liggen.

Protomartyr live aan het werk zien kan dit najaar onder meer in de Botanique (09.11, Brussel) & Rotown (19.11, Rotterdam) en op volgende festivals: Le Guess Who? (20.11, Utrecht) en Sonic City (21.11, Kortrijk).

zaterdag 3 oktober 2015

CHILDBIRTH – 'Women's rights': nasty girls just wanna have fun

De zich als vanzelfsprekend presenterende complexloosheid, de guitige eendracht en het onbetwistbare spelplezier die het hele project spontaan uitdraagt, geven aan dat de dames van CHILDBIRTH elkaar echt wel gevonden hebben in hun gezamenlijke nevenproject. Het ongedwongen karakter van dit statuut stelt Julia Shapiro, Bree McKenna en Stacy Peck meteen ook in staat zowel de thematiek als de muziek eendimensionaler te houden dan bij respectievelijk Chastity Belt, Tacocat en Pony Time, waar de prestatiedruk en het hieraan gekoppelde idee toch een tikkeltje meer te conformeren – hoe je het ook draait of keert – allicht toch iets hoger zal liggen, het geval is.



Net zoals het vorig jaar verschenen debuut 'It's a girl!' vat 'Women's rights' aan met een noisegroove van een kleine driekwart minuut waarboven groepsnaam en albumtitel uitbundig gescandeerd worden. Wie de insteek dan nog niet begrepen heeft, bakent het snedige 'Nasty grrls' het terrein hierna definitief af. Aangedreven door Pecks rechtdoor jakkerende drumpartijen weet het album keer op keer uit te pakken met een resem vlot in het oor liggende distorted punkrockriffs die je weliswaar (min of meer letterlijk) al eens hoorde bij onder andere de Pixies ('Siri, open Tinder'), Nirvana ('@Julia Shapiro') en de Ramones ('Will you let the dogs in?').

Terwijl ze dikwijls in een vraag/antwoord constellatie komen te staan met de backings van (vooral) McKenna en (sporadisch ook) Peck, heeft het trio uit Seattle daarenboven een geweldige troef in handen met frontvrouw Shapiro's soepele en rijke vocalen die constant de belofte inhouden op een laconieke wijze diep te kunnen gaan snijden. De gevoelswaarde van het niet minder gemeend overkomende feminisme dat ze consequent met een soort superieur spottende humor uitdraagt, staat in schril contrast met de doorgaans asgrauwe protovariant van Bikini Kill, en geeft na al die jaren aan dat de verbeten voorhoedegevechten van Kathleen Hanna & co hun effect hoegenaamd niet gemist hebben. Quasi dezelfde topics kunnen in het hedendaagse klimaat immers met een soort zelfzekere nonchalance en een vaak naar het hilarische neigend sarcasme behandeld worden. Waar nummers als de machismo-parodie 'More fertile than you' en het ironische 'Since when are you gay?' dit exemplarisch in de verf zetten, laat '@Julia Shapiro' daarenboven tevens ruimte voor een verfrissende portie zelfspot.

In zijn geheel klinkt CHILDBIRTH ruw, wat ongepolijst en, zonder ergens goedkoop over te komen, toch uitermate catchy en instant toegankelijk. Het spontane, provocatieve, oprecht geëngageerde karakter van 'Women's rights' dat rekening houdt met God noch gebod maken het plaatje gefundenes Fressen voor elke rechtgeaarde punkrockadept.