vrijdag 30 augustus 2019

Shannon Lay – 'August': sprankelende indiefolk


Dat ze met haar derde soloplaat terecht kon bij Sub Pop, gaf Shannon Lay's carrière zo'n instant boost dat ze zich genoodzaakt zag (tijdelijk?) haar rol als schaduwfrontvrouw bij Feels on hold te zetten. De op 'August' (verwijzend naar de maand waarin ze haar dayjob eindelijk vaarwel kon zeggen) geserveerde indiefolk klinkt ingetogen, beheerst en kristalhelder, maar komt door het sprankelende gitaarspel – gelijk of het nu om gedreven fingerpicking dan wel fris van de lever gestrum gaat – als geheel uiterst vivant naar voren.


Stilistisch blijft de artieste uit L.A. grotendeels uit het vaarwater van het Americana-genre vermits ze haar invloedensfeer eerder uit de Europese folklore en hofmuziek haalt, nog voor er inmenging was van gospel en aanverwanten. Dit komt vooral tot uiting in de door Lay's zoetgevooisde, soepele en diepe vocalen neergelegde zanglijnen.

Door een directe, no-nonsense productie komt het album daarenboven authentiek en oprecht voor de dag. Geheel in overeenstemming hiermee werd de muzikale inkleding (onder andere een occasionele strijker en een sporadisch opduikende, door enkele basnoten begeleide, minimalistisch gehouden drumbeat), zowel met het oog op sfeerschepping als op dynamiek, sober en efficient gehouden. Aldus laat Shannon Lay met 'August' een prima, meeslepende, binnen (ruime) grenzen van het folkgenre gevarieerde langspeler op de wereld los.

Shannon Lay live aan het werk zien kan begin volgend jaar (als opener voor Mikal Cronin) onder meer in Amsterdam (Bitterzoet, 20.02) en Brussel (Botanique, 21.02).



zondag 18 augustus 2019

Sleater-Kinney – 'The Center Won't Hold': Brownstein en Clark op de voorgrond


Annie Clarks (St. Vincent) productie drukt zo'n zware stempel op Sleater-Kinney's nieuwste dat je de band geheid niet zou herkennen moest je ergens in de achtergrond een song van 'The Center Won't Hold' horen langswaaien. De elf nummers tellende langspeler verdrinkt namelijk in new wave-, industrial-, gothic- en eighties stadionpoprock-geluiden.


De evoluties die het trio totnogtoe doormaakte voelden altijd organisch aan, en dat is nu niet meer het geval. Zo moet drumster Janet Weiss het alleszins ook ervaren hebben, vermits ze tussen opname en release besloot de groep te verlaten wegens de recent ingeslagen richting. Door het ontbreken van zowel de eerder immer sterk uitgestraalde spontane eendrachtigheid als de interactie (vocaal en op het vlak van de kenmerkende in elkaar strengelende gitaarpartijen) tussen frontvrouwen Corin Tucker en Carrie Brownstein lijkt het Amerikaanse combo een belangrijk deel van haar identiteit te zijn kwijt geraakt. Al te vaak (bv. 'Bad Dance', 'The Dog/The Body', 'Restless' en 'Can I Go On') wekt het album zelfs de indruk om een solo zij-uitstapje van Brownstein te gaan waarin deze dan vooral geen doorslag van haar hoofdproject wil presenteren.

In het totaalplaatje verdwijnt Corin Tucker immers wat naar het achterplan. Zou ze de meeste van haar eieren ondertussen in de mand van haar andere band (met o.a. Peter Buck) Filthy Friends hebben liggen? Zowat enkel op 'The Future's Here' en in mindere mate de openende titelsong krijg je haar typische, desperaat huilende oerschreeuw te horen. Daarenboven gaat de op breedgedragen emoties mikkende, afsluitende pianoballad (een zeldzaam nummer waarop Tucker eerste en enige viool speelt) haar in de context van Sleater-Kinney ook niet echt af.

Op zich had een nummer zoals vooruitgeschoven single 'Hurry On Home' (samen met 'Restless' weliswaar misschien als enige) mits wat geschaaf en gepuzzel ook op een vroeger album terecht gekund, en klinkt – los van al het bovenstaande – het geheel best avontuurlijk, dapper, gelaagd, gevarieerd en doorgaans zelfs aanstekelijk, toch valt op dat de complexloos dansbare groove, de als vanzelfsprekend ervaren, onvermijdelijk aanwezige edge en de hoogdringende noodzaak deze keer ontbreken. En laat het nu net rond deze vlakken zijn dat het door Sleater-Kinney gedurende ongeveer een kwarteeuw opgebouwde verwachtingspatroon zich hoofdzakelijk centreert.

Het minste dat je kan zeggen is met andere woorden dat 'The Center Won't Hold' verrassend voor de dag komt. De vraag is maar in hoeverre Sleater-Kinney gebaat is bij Clarks klinische benadering van hun muziek.

Sleater-Kinney live aan het werk zien kan begin volgend jaar onder meer in Amsterdam (Paradiso, 19.02) en Brussel (Botanique, 21.02).



donderdag 15 augustus 2019

Deadbeat Beat – 'How Far': spitante indierock


Aangedreven door een snedige, soepele en lichtvoetige ritmesectie die organisch de (vaak) uit zowel akoestische als redelijk ongepolijste elektrische sixstring opgebouwde, directe gitaarsound van frontman Alex Glendening ondersteunt, grossiert Deadbeat Beats derde lp overtuigend in spitante indierock.



De ster van het gerecht zijn echter laatstgenoemdes weinig productionele opsmuk nodig hebbende, soepele en karaktervolle, no-nonsense vocalen die melancholische, poppy jaren 90-gitaarrockzanglijnen aanstekelijk draperen over een veelkleurig bedje door drumster Maria Nuccilli neergelegde, haast Beatle-eske vocale harmonieën.

Op die manier krijg je vanaf de in medias res startende opener 'Baphomet' tot 'en met I'll Wait' acht stilistisch min of meer uniforme, garagerige gitaarpopparels te horen. De hieropvolgende laatste twee songs krijgen binnen de uitgezette lijnen toch een duidelijk andere inslag mee. Het lang uitgesponnen 'Tree, Grass & Stone' en afsluiter 'Dim Bulb' onderscheiden zich immers op het album met respectievelijk psychrock en western invloeden.

Met 'How Far' levert het trio uit Detroit, kortom, een prima plaat af die toegankelijke songschrijverij koppelt aan een eerlijke, sfeervolle totaalsound.






woensdag 7 augustus 2019

Knife Wife – 'Family Party': onheilspellende lofi-rock


Met zijn beklemmende sfeerschepping, prominente, simpel repetitieve baslijn en dissonante gitaarwerk herinnert de aanvang van Knife Wives debuutplaat sterk aan een vroege Sonic Youth, zowat ten tijde van Bob Bert. Dit gevoel wordt echter niet erg lang aangehouden, al vormen het experimentele minimalisme, de Unheimlichkeit en het treiterig slepende tempo wel een constante doorheen het tien nummers tellende en drieentwintig minuten durende album.


De intrigerende lofi-rock van het trio uit Washington DC herbergt immers een hele resem invloeden gaande van geperverteerde nursery rhymes over riot grrrl grunge tot punkerige synthpop. De drie dames van Knife Wife wisselen zowat per nummer van instrument en geven ook de leadstem in beurtrol aan elkaar door. Wat al deze stilistisch van elkaar verschillende (of het nu lijzig declamerend, soepel croonend of hysterisch schreeuwend is) vocalen alsnog met elkaar weet te verbinden is het immer aanwezige gevoel van ontheemding en emotieloosheid.

'Family Party' profileert zich op die manier als een erg beklijvend, indringend, duister sfeervol werkstuk.

https://www.facebook.com/Over-from-underground-1466055173714208/