Het minste dat je kan stellen is dat
2017 voor Matthew Melton woelig is verlopen. Dat hij vanuit Texas
naar Nederland verhuisde had misschien nog het minst impact. Uit
onvrede met het voor hen qua gedachtengoed verstikkende
muzikantenmilieu lieten Melton en vooral zijn Bosnische eega Doris in
een Frans online magazine immers een aantal erg aangebrande opinies
optekenen. Als gevolg daarvan liet label Castle Face Records hun gloednieuwe band Dream Machine vallen als een baksteen, zij het
slechts nadat er veel misbaar werd gemaakt op de sociale media toen
het label zelf ter promo een link postte naar het desbetreffende
interview.
Een zeldzame, voorzichtig relativerende
stem kwam van de Warm Soda-drummer die erbij was toen de Meltons
elkaar op toer ontmoetten, en die qua ideologie absoluut een
tegenpool van het echtpaar is. Hij merkte kort op dat het koppel
op hem eerder een weirde dan kwaadaardige indruk maakte. Sindsdien
lijkt het er wél op dat de Meltons – ogenschijnlijk in een poging
een nieuwe afzetmarkt te vinden voor hun platen – zich voor de
conservatieve politieke kar laten spannen die in hen een ideale stok
ziet om “cultureel links” mee te slaan. Hoe bedenkelijk dit
allemaal mag klinken, toch kan je er niet naast kijken dat Matthew
Melton dit jaar misschien wel een creatieve piek bereikte.
Op twaalf maanden tijd bracht hij
immers maar liefst vier volwaardige lp's op de markt waar stuk voor
stuk kwalitatief niets op aan te merken valt. Eerst en vooral
plaatste hij in toen nog onverdachte tijden met 'I Don't Wanna Grow
Up' een logisch slotakkoord achter Warm Soda. Vlak voor de bom
losbarstte lag het seventies-geïnspireerde debuut van Dream Machine
kortstondig (voor het teruggetrokken werd) in de rekken. Later
releasete Melton op zijn eigen label Fuzz City Records nog
achtereenvolgens een solo-plaat en een tweede Dream Machine
langspeler.
Over 'Night Life dan. Die klinkt om te
beginnen niet meer solo dan de gemiddelde Warm Soda-release. En ook
al zorgt Doris voor ondersteunende en sfeervolle toetsen, is het, in
tegenstelling tot Dream Machine, geen duo-project. Wel zorgt dit
ervoor dat de kloof tussen de jaren 50 en 60-powerpop en de jaren
70-psychrock gedicht wordt. Tevens loeren, middels vaak mechanisch
klinkende, snedige drumpartijen en een overdaad aan galm, de jaren 80
geregeld om de hoek.
Binnen de gekende invariabelen zoals
daar zijn dansbare grooves, catchy zanglijnen, een onmiskenbare
retro-feel, de wat ingehouden manier van zingen en de gebalde,
sprankelende frisheid, weet Melton eens te meer gevarieerd en
origineel voor de dag te komen. Luister bijvoorbeeld maar eens naar
de backingharmonieën van 'Right There Waiting' die weliswaar
vertrouwd maar geenszins gerecycleerd in de oren klinken.
Het broeierige 'Hot Night', het aan een
Tom Petty-riff opgehangen 'When It All Comes Down' en de jambanderige
psych-instrumental 'Night Walk' geven de diversiteit aan in de
uitkomst van deze aanpak. Tenslotte valt nog op te merken dat lyrics
als “It's right there waiting in the night, in a world that's
leaving me behind” en titels als 'Standing in the Dark' beduiden dat de voorbije gebeurtenissen sowieso hun weg naar de thematiek
vonden.
Matthew Melton komt over als een
eenzaat – die ondertussen weliswaar een lotsbestemmelinge vond –
die zich absoluut niet op zijn plaats voelt in de hedendaagse
maatschappij en daarom op een nogal ongelukkig uitgedraaide manier
zijn heil zoekt in een geïdealiseerd verleden. Dit neemt echter niet
weg dat de man een erg getalenteerde muzikant en songschrijver
blijft, een gegeven dat hij anno 2017 tot vier maal toe tenvolle
bewees.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten